ECLI:NL:RBDOR:2006:AY9923

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
27 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
182127 HA VERZ 06-109
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en toepassing van het Sociaal Plan in strijd met de Wet Gelijke Behandeling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Dordrecht op 27 september 2006 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap Koni B.V. en de verwerende partij, die sinds 1 april 1972 in dienst was als HPP Planner. Koni B.V. had een reorganisatie doorgevoerd waarbij 13,1 fte's moesten vervallen, en had een Sociaal Plan opgesteld dat onderscheid maakte tussen werknemers jonger en ouder dan 58 jaar. De verwerende partij betwistte de rechtmatigheid van dit Sociaal Plan, stellende dat het in strijd was met de Wet Gelijke Behandeling op grond van leeftijd bij de Arbeid (WGBLA). De kantonrechter oordeelde dat het Sociaal Plan inderdaad in strijd was met de WGBLA, omdat het doel van inkomensbescherming voor oudere werknemers ook zonder het maken van onderscheid bereikt had kunnen worden. De kantonrechter besloot de arbeidsovereenkomst te ontbinden en kende de verwerende partij een vergoeding toe van € 15.000,- bruto, waarbij de kantonrechtersformule niet werd toegepast omdat deze hoger zou uitvallen dan de werkelijke schade. De proceskosten werden gecompenseerd, tenzij Koni van haar intrekkingsbevoegdheid gebruik maakte. De uitspraak benadrukt de noodzaak van gelijke behandeling van werknemers ongeacht hun leeftijd, en de verplichting voor werkgevers om zorg te dragen voor een billijke vergoeding bij ontslag.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector kanton
Locatie Oud-Beijerland
kenmerk: 182127 HA VERZ 06-109
beschikking van de kantonrechter te Oud-Beijerland van 27 september 2006
inzake het verzoek van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Koni B.V.,
gevestigd te Oud-Beijerland,
verzoekende partij,
gemachtigde mr. P.C.J. Isaak,
tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met
[naam],
wonende te [woonplaats],
verwerende partij,
gemachtigde mr. W.J. van den Bos.
Partijen worden aangeduid als Koni en [verwerende partij]
Verloop van de procedure
De kantonrechter beslist op de volgende processtukken:
1. het verzoekschrift dat ter griffie is binnengekomen op 30 juni 2006;
2. het verweerschrift;
3. de overgelegde producties.
De behandeling van het verzoekschrift is bepaald op 14 september 2006.
Partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtig-den.
De gemachtigden van partijen hebben gepersisteerd bij het in het verzoekschrift en
verweerschrift gestelde en hebben hun standpunten nog mondeling nader toege-licht.
Omschrijving van het geschil
1. Tussen partijen staat het volgende vast.
[verwerende partij], geboren op [geboortedatum], is sedert 1 april 1972 in dienst bij Koni, laatstelijk als HPP Planner tegen een bruto maandsalaris van € 2749,00 te vermeerderen met 8% vakantietoeslag en 7% gratificatie.
Na een eerdere reorganisatie waarbij twee afdelingen werden gesloten en de productie van een bepaald product werd verplaatst naar China, heeft Koni in een reorganisatienota d.d. 30 mei 2006 aangegeven dat verdere optimalisatie van de organisatie noodzakelijk is en dat als gevolg daarvan 13,1 fte’s dienen te komen vervallen. De ondernemingsraad heeft advies uitgebracht aangaande de nota en Koni heeft dat advies opgevolgd. Met de vakverenigingen heeft Koni een Sociaal Plan in de vorm van een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten.
[verwerende partij] is lid van één van de vakbonden.
Het Sociaal Plan kent regelingen voor mensen die vrijwillig willen vertrekken. Het kent voorts regelingen voor mensen die niet vrijwillig willen vertrekken. Voor laatstgenoemden zal ontbinding van de arbeidsovereenkomst bij de kantonrechter worden gevraagd. De werknemers waarvoor ontbinding zal worden gevraagd, behoudens degenen die voor 31 januari 2007 58 jaar is/wordt en jonger dan 60 jaar is, wordt een beëindigingsvergoeding aangeboden welke vergoeding gelijk is aan AxBxC (de kantonrechtersformule), waarbij C wordt gesteld op 1,15. Daarnaast worden die werknemers in de gelegenheid gesteld gebruik te maken van een outplacementbureau op kosten van Koni tot een maximaal bedrag van € 3500,- ex BTW.
Degenen die voor 31 januari 2007 58 of 59 jaar zijn wordt bij einde dienstverband een afwijkende uitkering aangeboden ten behoeve van een aanvulling op de werkloosheidsuitkering. Met die aanvulling wordt beoogd de werknemer een tegemoetkoming te verstrekken voor de achteruitgang in inkomen gedurende de periode tot aan de eerste dag van de maand waarin werknemer 61 jaar wordt en gebruik maakt van de TOP( prepensioen).
De uitkering is gebaseerd op de bepalingen in of ingevolge de WW, zoals die gelden op 8 februari 2006. De hoogte is zodanig, dat deze gemeten over de voor betrokken werknemer geldende periode gelegen tussen de eerste uittredingsdatum en bovengenoemde intrededatum in de TOP, gelijk is aan het verschil tussen 90% van het laatst verdiende nettosalaris en de netto wettelijke uitkering ingevolge de WW. Voorts ontvangt werknemer een bedrag ter grootte van het benodigde werknemersdeel van de premie noodzakelijk om de vrijwillige voortzetting van het vroegpensioen, regeling TOP, te kunnen realiseren.
2. Koni heeft aangevoerd dat de functie van [verwerende partij] komt te vervallen en dat voor hem geen andere functie binnen de organisatie voorhanden is. Koni wijst erop dat [verwerende partij] bij een eerdere reorganisatie waarbij arbeidsplaatsen vervielen en vertrekregelingen waren overeengekomen, uitdrukkelijk vroeg om ook voor de vertrekregeling in aanmerking te komen. Zulks was destijds in verband met de leeftijd die hij toen had niet mogelijk.
Koni heeft in reactie op de stellingen van [verwerende partij] betoogd dat er geen sprake is van een verboden onderscheid naar leeftijd in het Sociaal Plan. Volgens Koni heeft de regeling tot doel de inkomenspositie van de werknemers optimaal te beschermen en werknemers waar mogelijk naar ander werk te begeleiden. Voorzover er geoordeeld wordt dat er wel een onderscheid is dan is er volgens Koni sprake van een objectieve rechtvaardiging. Het middel om het doel, de inkomenspositie te beschermen, is volgens Koni passend. Koni wijst er voorts op dat dit niet op een andere, voor Koni betaalbare weg, had kunnen worden bereikt. Koni wijst erop dat [verwerende partij] aansluitend op de WW-periode met TOP (prepensioen) kan en dan 80% van het nettosalaris dat hij op 56 jarige leeftijd verdiende krijgt, terwijl jongere werknemers, die geen andere functie vinden, na ommekomst van de WW-periode in de bijstand belanden. Voor die jongere werknemers geldt dus inkomensonzekerheid en voor de 58 en 59 jarige niet.
3. [verwerende partij] heeft verweer gevoerd. Hij heeft aangevoerd dat hij zijn werk graag had willen voortzetten, doch het doorvoeren van de reorganisatie beschouwt hij als een gegeven, evenals het feit dat voor hem binnen Koni geen andere passende functie voor handen is.
[verwerende partij] heeft betoogd dat de in het sociaal plan opgenomen bepalingen omtrent het aanbieden van een ontbindingsvergoeding strijdig zijn met hetgeen is bepaald in artikel 3 aanhef sub c en e jo artikel 1 Wet Gelijke Behandeling op grond van leeftijd bij de Arbeid, welk discriminatieverbod van dwingend recht is. Volgens [verwerende partij] komt de aan hem aangeboden uitkering grosso modo neer op 3 maandsalarissen terwijl toepassing van de kantonrechtersformule met aanbeveling 3.5, uitgaande van een ontbinding per 1 november 2006, hem een vergoeding van € 43.626,63 zou doen toekomen. De premie voor de vrijwillige voortzetting van de deelname aan het prepensioen maakt ook nog onderdeel uit van zijn schade, zo stipuleert [verwerende partij]. [verwerende partij] heeft betoogd dat hij van plan was op een zodanig moment met TOP te gaan, dat hij er tot 65 jarige leeftijd niet in inkomen op achteruit zou gaan. [verwerende partij] verzoekt bij ontbinding hem voormelde schadevergoeding toe te kennen.
Beoordeling van het geschil
4. De kantonrechter heeft zich ervan vergewist of het verzoek verband houdt met het bestaan van een opzegverbod. Daarvan is niet gebleken.
5. De kantonrechter is, gelet op hetgeen partijen over en weer hebben gesteld, van oordeel dat er sprake is van zodanige veranderingen in de omstandigheden dat de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen op korte termijn moet worden ontbonden.
Immers de arbeidsplaats van [verwerende partij] is als gevolg van een noodzakelijke reorganisatie komen te vervallen, terwijl bovendien tussen partijen in confesso is dat bij Koni geen andere passende functie voor [verwerende partij] voorhanden is.
6. Thans is aan de orde de vraag of aan [verwerende partij] een vergoeding conform het Sociaal Plan danwel een andere vergoeding dient te worden toegekend.
In het Sociaal Plan wordt onderscheid gemaakt tussen werknemers jonger dan 58 jaar en werknemers ouder dan 58 jaar. Het doel van Koni, de inkomenspositie van oudere werknemers te beschermen, wordt voldoende zwaarwegend en legitiem geacht. De vraag is of de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn. Naar het oordeel van de kantonrechter is dat niet het geval. Immers het doel – de bescherming van de inkomenspositie van de oudere werknemers - was ook bereikt zonder het onderscheid te maken: door de regeling die geldt voor de 58-minners toe te passen zou de inkomenspositie zelfs beter beschermd worden. Dat jongere werknemers wellicht onverhoopt na ommekomst van de WW- periode geen inkomsten of slechts een bijstanduitkering zullen hebben, doet daaraan niet af. De stelling van Koni dat het doel niet anders bereikt kon worden vanwege haar financiële positie, wordt gepasseerd. Terecht voert [verwerende partij] aan dat aan alle werknemers een iets lagere vergoeding gegeven had kunnen worden, nog daargelaten dat die stelling van Koni op geen enkele wijze cijfermatig is onderbouwd.
7. Het voorgaande leidt ertoe dat de kantonrechter van oordeel is dat het Sociaal Plan in strijd is met de WGBGLA. Derhalve wordt dat Sociaal Plan niet op [verwerende partij] toegepast, doch zal aan hem een vergoeding naar billijkheid worden toegekend conform het bepaalde in art 7:685 BW. [verwerende partij] valt geen verwijt terzake het ontslag te maken. In principe zou dan de kantonrechtersformule met factor C= 1 worden toegepast bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding. Uitgaande van de leeftijd van [verwerende partij] en de duur van het dienstverband zou een vergoeding gebaseerd op de kantonrechtersformule hoger uitvallen dan zijn werkelijke schade, hetgeen [verwerende partij] ook zelf heeft aangegeven. De kantonrechter zal dan ook een vergoeding toekennen waarbij de hoogte van de schade een doorslaggevende rol speelt. Daarbij wordt overwogen dat uitgegaan wordt van de fictie dat [verwerende partij], ware hij nog in dienst gebleven, op de leeftijd van 61 jaar (en 1 maand) met TOP zou zijn gegaan en vanaf dat moment 80 % van zijn nettosalaris zou ontvangen, ook als hij tot dat moment had doorgewerkt. De stelling van [verwerende partij] dat hij van plan was nog langer door te werken, wordt gepasseerd, nu Koni onbestreden heeft gesteld dat [verwerende partij] al eerder in aanmerking wenste te komen voor een vervroegde uittreding, terwijl de toen aangeboden regeling slechter was.
Er zal rekening mee gehouden worden dat [verwerende partij] nog tot 61 jarige leeftijd vrijwillig de premie voor TOP en overbruggingspensioen dient te voldoen, doch het is de kantonrechter ambtshalve bekend dat die premie gering is. Een en ander afwegende zal de vergoeding welke aan [verwerende partij] zal worden toegekend, worden bepaald op € 15.000,- bruto.
8. Aan Koni wordt de mogelijkheid geboden het verzoek in te trekken nu aan de ontbinding een hogere vergoeding dan door Koni werd aangeboden, wordt verbonden
De kantonrechter vindt aanleiding de proceskosten te compenseren, behoudens in het geval dat Koni van haar intrekkingsbevoegdheid gebruik maakt.
Beslissing
De kantonrechter:
stelt partijen in kennis van het voornemen de arbeidsovereenkomst van partijen te ontbinden waarbij aan [verwerende partij] een vergoeding ten laste van Koni zal worden toegekend;
stelt Koni in de gelegenheid tot en met 10 oktober 2006 het verzoek in te trekken.
In het geval Koni van deze bevoegdheid gebruik maakt:
veroordeelt Koni in de proceskosten, in deze procedure aan de zijde van [verwerende partij] gevallen, welke kosten tot op deze beslissing zijn bepaald op € 1.000,- voor salaris van de gemachtigde van [verwerende partij].
In het geval Koni van deze bevoegdheid geen gebruik maakt:
ontbindt de overeenkomst van partijen met ingang van 1 november 2006;
kent aan [verwerende partij] ten laste van Koni een vergoeding toe van € 15.000,00 bruto;
verstaat dat het netto-equivalent van voormeld brutobedrag uiterlijk binnen twee weken na opgemelde ontbindingsdatum moet zijn voldaan;
compenseert de kosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beslissing is gegeven door mw. mr. C.H. Kemp-Randewijk, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 september 2006, in aanwezigheid van de griffier.