Omschrijving van het geschil
1. Tussen partijen staat het volgende vast.
[verwerende partij], geboren op [geboortedatum], is sedert 1 april 1972 in dienst bij Koni, laatstelijk als HPP Planner tegen een bruto maandsalaris van € 2749,00 te vermeerderen met 8% vakantietoeslag en 7% gratificatie.
Na een eerdere reorganisatie waarbij twee afdelingen werden gesloten en de productie van een bepaald product werd verplaatst naar China, heeft Koni in een reorganisatienota d.d. 30 mei 2006 aangegeven dat verdere optimalisatie van de organisatie noodzakelijk is en dat als gevolg daarvan 13,1 fte’s dienen te komen vervallen. De ondernemingsraad heeft advies uitgebracht aangaande de nota en Koni heeft dat advies opgevolgd. Met de vakverenigingen heeft Koni een Sociaal Plan in de vorm van een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten.
[verwerende partij] is lid van één van de vakbonden.
Het Sociaal Plan kent regelingen voor mensen die vrijwillig willen vertrekken. Het kent voorts regelingen voor mensen die niet vrijwillig willen vertrekken. Voor laatstgenoemden zal ontbinding van de arbeidsovereenkomst bij de kantonrechter worden gevraagd. De werknemers waarvoor ontbinding zal worden gevraagd, behoudens degenen die voor 31 januari 2007 58 jaar is/wordt en jonger dan 60 jaar is, wordt een beëindigingsvergoeding aangeboden welke vergoeding gelijk is aan AxBxC (de kantonrechtersformule), waarbij C wordt gesteld op 1,15. Daarnaast worden die werknemers in de gelegenheid gesteld gebruik te maken van een outplacementbureau op kosten van Koni tot een maximaal bedrag van € 3500,- ex BTW.
Degenen die voor 31 januari 2007 58 of 59 jaar zijn wordt bij einde dienstverband een afwijkende uitkering aangeboden ten behoeve van een aanvulling op de werkloosheidsuitkering. Met die aanvulling wordt beoogd de werknemer een tegemoetkoming te verstrekken voor de achteruitgang in inkomen gedurende de periode tot aan de eerste dag van de maand waarin werknemer 61 jaar wordt en gebruik maakt van de TOP( prepensioen).
De uitkering is gebaseerd op de bepalingen in of ingevolge de WW, zoals die gelden op 8 februari 2006. De hoogte is zodanig, dat deze gemeten over de voor betrokken werknemer geldende periode gelegen tussen de eerste uittredingsdatum en bovengenoemde intrededatum in de TOP, gelijk is aan het verschil tussen 90% van het laatst verdiende nettosalaris en de netto wettelijke uitkering ingevolge de WW. Voorts ontvangt werknemer een bedrag ter grootte van het benodigde werknemersdeel van de premie noodzakelijk om de vrijwillige voortzetting van het vroegpensioen, regeling TOP, te kunnen realiseren.
2. Koni heeft aangevoerd dat de functie van [verwerende partij] komt te vervallen en dat voor hem geen andere functie binnen de organisatie voorhanden is. Koni wijst erop dat [verwerende partij] bij een eerdere reorganisatie waarbij arbeidsplaatsen vervielen en vertrekregelingen waren overeengekomen, uitdrukkelijk vroeg om ook voor de vertrekregeling in aanmerking te komen. Zulks was destijds in verband met de leeftijd die hij toen had niet mogelijk.
Koni heeft in reactie op de stellingen van [verwerende partij] betoogd dat er geen sprake is van een verboden onderscheid naar leeftijd in het Sociaal Plan. Volgens Koni heeft de regeling tot doel de inkomenspositie van de werknemers optimaal te beschermen en werknemers waar mogelijk naar ander werk te begeleiden. Voorzover er geoordeeld wordt dat er wel een onderscheid is dan is er volgens Koni sprake van een objectieve rechtvaardiging. Het middel om het doel, de inkomenspositie te beschermen, is volgens Koni passend. Koni wijst er voorts op dat dit niet op een andere, voor Koni betaalbare weg, had kunnen worden bereikt. Koni wijst erop dat [verwerende partij] aansluitend op de WW-periode met TOP (prepensioen) kan en dan 80% van het nettosalaris dat hij op 56 jarige leeftijd verdiende krijgt, terwijl jongere werknemers, die geen andere functie vinden, na ommekomst van de WW-periode in de bijstand belanden. Voor die jongere werknemers geldt dus inkomensonzekerheid en voor de 58 en 59 jarige niet.
3. [verwerende partij] heeft verweer gevoerd. Hij heeft aangevoerd dat hij zijn werk graag had willen voortzetten, doch het doorvoeren van de reorganisatie beschouwt hij als een gegeven, evenals het feit dat voor hem binnen Koni geen andere passende functie voor handen is.
[verwerende partij] heeft betoogd dat de in het sociaal plan opgenomen bepalingen omtrent het aanbieden van een ontbindingsvergoeding strijdig zijn met hetgeen is bepaald in artikel 3 aanhef sub c en e jo artikel 1 Wet Gelijke Behandeling op grond van leeftijd bij de Arbeid, welk discriminatieverbod van dwingend recht is. Volgens [verwerende partij] komt de aan hem aangeboden uitkering grosso modo neer op 3 maandsalarissen terwijl toepassing van de kantonrechtersformule met aanbeveling 3.5, uitgaande van een ontbinding per 1 november 2006, hem een vergoeding van € 43.626,63 zou doen toekomen. De premie voor de vrijwillige voortzetting van de deelname aan het prepensioen maakt ook nog onderdeel uit van zijn schade, zo stipuleert [verwerende partij]. [verwerende partij] heeft betoogd dat hij van plan was op een zodanig moment met TOP te gaan, dat hij er tot 65 jarige leeftijd niet in inkomen op achteruit zou gaan. [verwerende partij] verzoekt bij ontbinding hem voormelde schadevergoeding toe te kennen.