ECLI:NL:RBDOR:2006:AY5850

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
24 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/510399-05
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot kennisneming van processtukken door benadeelde partij in strafzaak

Op 24 juli 2006 heeft de meervoudige raadkamer van de Rechtbank Dordrecht een verzoekschrift behandeld van een verzoeker die kennis wilde nemen van de processtukken in een strafzaak. De verzoeker werd bijgestaan door mr. F.G.L. van Ardenne, die wegens afwezigheid werd vervangen door mr. N. Flikkenschild. De raadsman van de verdachte, mr. A. Ester, was ook aanwezig. De raadkamer heeft het verzoekschrift achter gesloten deuren behandeld, waarbij de officier van justitie, de verzoeker en zijn raadsvrouw, evenals de raadsman van de verdachte, zijn gehoord. De officier van justitie concludeerde dat het verzoek ongegrond was.

De raadkamer heeft vastgesteld dat de verzoeker zich ten tijde van het indienen van het verzoekschrift niet had gevoegd als benadeelde partij, zoals vereist door de artikelen 51a en 51b van het Wetboek van Strafvordering. Deze artikelen bepalen wie zich als benadeelde partij kan voegen in het strafproces en hoe dit moet gebeuren. De raadkamer oordeelde dat de verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn verzoek, omdat hij niet had aangetoond dat hij zich als benadeelde partij had gevoegd. De raadsvrouw van de verzoeker had aangevoerd dat de verzoeker zich nog beraadde over de voeging, maar de raadkamer merkte op dat de wet geen andere mogelijkheid biedt dan de wijze zoals voorzien in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering.

De raadkamer concludeerde dat de verzoeker, mede gezien de aard van de beoogde vordering (smartengeld), onvoldoende had aangetoond welk belang hij had bij kennisneming van de processtukken. De beslissing van de raadkamer was dat de verzoeker niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoek. Deze beslissing werd gegeven door de voorzitter, mr. dr. M.J.A. Plaisier, en de rechters mr. drs. F.J.P. Lock en mr. C.J. van der Wilt, in tegenwoordigheid van de griffier mr. N.K. Magnin, en werd openbaar uitgesproken op 24 juli 2006.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Parketnummer: 11/510399-05
Registratienummer: RK 06/199
Beslissing van de meervoudige raadkamer van de rechtbank te Dordrecht op het verzoekschrift ex. artikel 51d van het Wetboek van Strafvordering van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats], [woonadres],
hierna te noemen: verzoeker.
Verzoeker wordt te dezer zake bijgestaan door mr. F.G.L. van Ardenne, advocaat te Rotterdam die zich, wegens afwezigheid op genoemde datum, ter zitting heeft laten vervangen door zijn kantoorgenoot mr. N. Flikkenschild.
Als raadsman van verdachte in onderhavige zaak is aanwezig mr. A. Ester, advocaat te Zwijndrecht.
De procedure
Ter griffie van deze rechtbank is op 24 juli 2006 binnengekomen een verzoekschrift, strekkende tot kennisneming van de processtukken waarbij verzoeker belang zou hebben.
De raadkamer heeft kennisgenomen van het strafdossier en heeft het verzoekschrift op 24 juli 2006 achter gesloten deuren behandeld, ter gelegenheid waarvan de officier van justitie, verzoeker en zijn raadsvrouw, alsmede de raadsman van de verdachte zijn gehoord.
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het verzoekschrift ongegrond moet worden verklaard.
Beoordeling van het verzoekschrift
Bevoegdheid
De raadkamer is bevoegd om op het verzoekschrift te beslissen nu zij behoort tot het gerecht waarvoor de zaak wordt vervolgd en het onderzoek ter terechtzitting reeds is aangevangen.
Ontvankelijkheid
Ingevolge artikel 51d van het Wetboek van Strafvordering wordt aan de benadeelde partij op haar verzoek toestemming verleend kennis te nemen van de processtukken waarbij zij belang heeft.
De artikelen 51a en 51b van het Wetboek van Strafvordering definiëren vervolgens wie zich als benadeelde partij kan voegen in het strafproces en de wijze waarop de voeging dient plaats te vinden. Dit is op grond van laatstgenoemd artikel mogelijk voor de aanvang van het onderzoek ter terechtzitting, alsmede ter terechtzitting.
Voeging ter terechtzitting geschiedt door een schriftelijke of mondelinge opgave van de vordering en van de gronden waarop zij berust bij de rechter uiterlijk voordat de officier van justitie in de gelegenheid is gesteld overeenkomstig artikel 311 van het Wetboek van Strafvordering te requireren.
Verzoeker is gerechtigd zich als benadeelde partij te voegen in het strafproces tegen de verdachte. Tijdens de behandeling in de raadkamer is gebleken dat verzoeker dit op het moment van indienen van het verzoekschrift nog niet had gedaan.
De verzoekschriftprocedure op de voet van artikel 51d van het Wetboek van Strafvordering is toegesneden op de situatie dat een benadeelde partij zich al heeft gevoegd. In de fase die daaraan vooraf gaat, moet een slachtoffer zijn verzoek om informatie in het kader van de bepalingen van de Wet Openbaarheid van Bestuur doen. Daarom is thans aan de orde de vraag of het verzoek van verzoeker wel in het kader van artikel 51d eerste lid van het wetboek van Strafvordering door de raadkamer van deze rechtbank kan worden getoetst.
Gelet op het hetgeen hiervoor is weergegeven, alsmede het gegeven dat de raadsvrouw van verzoeker heeft aangevoerd dat verzoeker zich vooralsnog beraadt over voeging, is de raadkamer van oordeel dat verzoeker niet ontvankelijk is in zijn verzoek, nu niet is gebleken dat hij zich ten tijde van het indienen van het verzoekschrift had gevoegd als benadeelde partij.
Voor zover door de raadsvrouw en namens verzoeker is bedoeld zich tijdens de behandeling in de raadkamer alsnog te voegen, merkt de raadkamer op dat de wet hiertoe geen andere mogelijkheid biedt dan op de wijze zoals voorzien in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering. Van zodanige voeging is geen sprake.
Ten overvloede merkt de raadkamer op dat verzoeker thans, mede gelet op de aard van de beoogde vordering, te weten smartengeld, onvoldoende heeft kunnen aantonen welk belang hij heeft bij kennisneming van de processtukken, en in het bijzonder bij welke processtukken.
BESLISSING:
De raadkamer verklaart verzoeker niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. dr. M.J.A. Plaisier, voorzitter, mr. drs. F.J.P. Lock en mr. dr. C.J. van der Wilt, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. N.K. Magnin, en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2006.
mr. drs. F.J.P. Lock is wegens afwezigheid buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.