ECLI:NL:RBDOR:2006:AY5850
Rechtbank Dordrecht
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot kennisneming van processtukken door benadeelde partij in strafzaak
Op 24 juli 2006 heeft de meervoudige raadkamer van de Rechtbank Dordrecht een verzoekschrift behandeld van een verzoeker die kennis wilde nemen van de processtukken in een strafzaak. De verzoeker werd bijgestaan door mr. F.G.L. van Ardenne, die wegens afwezigheid werd vervangen door mr. N. Flikkenschild. De raadsman van de verdachte, mr. A. Ester, was ook aanwezig. De raadkamer heeft het verzoekschrift achter gesloten deuren behandeld, waarbij de officier van justitie, de verzoeker en zijn raadsvrouw, evenals de raadsman van de verdachte, zijn gehoord. De officier van justitie concludeerde dat het verzoek ongegrond was.
De raadkamer heeft vastgesteld dat de verzoeker zich ten tijde van het indienen van het verzoekschrift niet had gevoegd als benadeelde partij, zoals vereist door de artikelen 51a en 51b van het Wetboek van Strafvordering. Deze artikelen bepalen wie zich als benadeelde partij kan voegen in het strafproces en hoe dit moet gebeuren. De raadkamer oordeelde dat de verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn verzoek, omdat hij niet had aangetoond dat hij zich als benadeelde partij had gevoegd. De raadsvrouw van de verzoeker had aangevoerd dat de verzoeker zich nog beraadde over de voeging, maar de raadkamer merkte op dat de wet geen andere mogelijkheid biedt dan de wijze zoals voorzien in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering.
De raadkamer concludeerde dat de verzoeker, mede gezien de aard van de beoogde vordering (smartengeld), onvoldoende had aangetoond welk belang hij had bij kennisneming van de processtukken. De beslissing van de raadkamer was dat de verzoeker niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoek. Deze beslissing werd gegeven door de voorzitter, mr. dr. M.J.A. Plaisier, en de rechters mr. drs. F.J.P. Lock en mr. C.J. van der Wilt, in tegenwoordigheid van de griffier mr. N.K. Magnin, en werd openbaar uitgesproken op 24 juli 2006.