ECLI:NL:RBDOR:2006:AY1025

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
3 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
170988 CV EXPL 05-1144
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk onredelijk ontslag en bedrijfseconomische redenen

In deze zaak gaat het om een vordering van [eiser] tegen zijn voormalige werkgever, Aannemingsbedrijf Buitendijk Strijen B.V., wegens kennelijk onredelijk ontslag. [eiser], die sinds 1988 in dienst was, werd op 1 september 2006 ontslagen na een vergunning van het CWI voor ontslag om bedrijfseconomische redenen. [eiser] betwistte de rechtmatigheid van het ontslag en stelde dat dit was gegeven op basis van valse of voorgewende redenen. De kantonrechter heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de ingediende processtukken, waaronder de dagvaarding en de conclusies van antwoord, repliek en dupliek.

De kantonrechter oordeelde dat de ontslagreden, namelijk de beëindiging van de werkzaamheden door de Suiker Unie, gegrond was. De rechter stelde vast dat de Suiker Unie haar activiteiten in Puttershoek had gestaakt, wat leidde tot het verlies van arbeidsplaatsen bij ABS. De kantonrechter concludeerde dat er geen bewijs was voor de stelling van [eiser] dat er nog werkzaamheden voor ABS op het terrein van de Suiker Unie werden uitgevoerd. Bovendien was er geen sprake van een valse of voorgewende reden voor het ontslag, aangezien de bedrijfseconomische noodzaak was onderbouwd in de CWI-procedure.

De rechter oordeelde verder dat de gevolgen van het ontslag voor [eiser] niet te ernstig waren in vergelijking met de belangen van ABS. [eiser] had na zijn ontslag snel ander werk gevonden, wat erop wees dat zijn kansen op de arbeidsmarkt niet slecht waren. De vorderingen van [eiser] werden afgewezen, inclusief de vordering tot schadevergoeding en de buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter veroordeelde [eiser] in de kosten van de procedure, die op dat moment waren vastgesteld op € 3.000,-- aan salaris voor de gemachtigde.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector kanton
Locatie Oud-Beijerland
kenmerk: 170988 CV EXPL 05-1144
vonnis van de kantonrechter te Oud-Beijerland van 3 juli 2006
in de zaak van:
[eiser], wonende te [woonplaats], eiser, gemachtigde mr. E.H.J.Slager van SKR Rechtsbijstand te Zoetermeer,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Aannemingsbedrijf Buitendijk Strijen B.V., statutair gevestigd en kantoorhoudende te Strijen, gedaagde, gemachtigde mr.R.G.E.M. Francot van ARAG.
Partijen worden aangeduid als [eiser] en ABS.
Verloop van de procedure
De kantonrechter wijst vonnis op de volgende processtukken:
1. de dagvaarding van 4 juli 2005;
2. de conclusie van antwoord;
3. de conclusie van repliek;
4. de conclusie van dupliek;
5. de overgelegde producties.
Omschrijving van het geschil
1. Tussen partijen staat het volgende vast.
[eiser], thans 36 jaar, is op 14 juni 1988 in dienst getreden bij ABS. Laatstelijk bekleedde hij de functie van uitvoerder Grond- Weg- en Waterbouw en VCA-Coördinator tegen een salaris van
€ 2925,93 bruto per maand inclusief 8% vakantiegeld.Op1 februari 2005 heeft ABS bij het CWI vergunning gevraagd [eiser] te ontslaan wegens bedrijfseconomische redenen.
Bij beslissing van 26 mei 2005 werd aan ABS vergunning verleend [eiser] te ontslaan.
In de beschikking staat o.m.
Gelet op hetgeen in onderhavige procedure naar voren is gebracht, is voor mij aannemelijk geworden dat de werkzaamheden, zoals die door betrokkene op de locatie Suiker Unie Puttershoek zijn verricht, door de opzegging van de Suiker Unie per 30 december 2004 zijn komen te vervallen. Voorts is het voor mij plausibel dat het verlies van een dergelijke “vaste opdrachtgever” voor u niet dan wel onvoldoende te compenseren is en dat het nemen van maatregelen in de personele sfeer onvermijdelijk is….
Van schending van het anciënniteitbeginsel is alsdan geen sprake.
…..
Nu voor mij voorts aannemelijk is geworden dat reële herplaatsingmogelijkheden voor betrokkene binnen uw organisatie ontbreken - van de tewerkstelling van betrokkene als grondwerker op de locatie Sucrea in Puttershoek kan ik mij zeer wel voorstellen dat dit gebeurt in het kader van ‘betrokkene aan het werk houden’- kan ik mijns inziens niet anders dan u mijn toestemming voor het ontslag van betrokkene verlenen.
De arbeidsovereenkomst is opgezegd per 1 september 2006.
Na het ontslag heeft [eiser] in september 2005 werkzaamheden op projectbasis voor Ballast Nedam verricht en inmiddels is hij in dienst bij de Gemeente Westland.
2. [eiser] meent dat er in casu sprake is van een kennelijk onredelijk ontslag. Hij stelt dat de beslissing van het CWI tot stand is gekomen op basis van onjuiste informatie van de zijde van ABS en de opzegging aldus is geschied onder opgave van een valse, danwel voorgewende reden. Voorts stelt ABS dat de gevolgen voor hem te ernstig zijn, mede gelet op de voor hem getroffen voorzieningen alsmede zijn kansen op de arbeidsmarkt gezien zijn leeftijd en specifieke ervaring, in vergelijking met het belang van de werkgeefster bij beëindiging. Ter adstructie van zijn stellingen voert [eiser] het volgende aan.
Volgens [eiser] worden er nog steeds werkzaamheden door ABS uitgevoerd op het terrein van de Suiker Unie te Puttershoek. [eiser] meent voorts dat er geen bedrijfseconomische omstandigheden zijn, omdat ABS financieel nog gezond is. Tenslotte wijst [eiser] erop dat er voor hem ook nog wel werkzaamheden waren als VCA-coördinator.
[eiser] vordert verklaring voor recht dat het ontslag kennelijk onredelijk is gegeven en ABS te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 49.740,81 bruto, zijnde 17 bruto maandsalarissen vermeerderd met 8% vakantiegeld.
Voorts vordert [eiser] € 1.785,- buitengerechtelijke kosten en veroordeling van ABS in de kosten van de procedure.
3. ABS heeft de vorderingen gemotiveerd bestreden.
Zij heeft aangevoerd dat De Suiker Unie is opgehouden met de verwerking van bieten in haar fabriek in Puttershoek. Als gevolg daarvan heeft de Suiker Unie het contract met ABS opgezegd, zo geeft zij aan. De opzeggingsbrief wordt door ABS overgelegd. Wel heeft de Suiker Unie mensen en materieel van ABS ingehuurd voor werkzaamheden op hun terreinen, waarbij de werkzaamheden op het terrein in Puttershoek in verband staan met de ontmanteling van de fabriek. Die werkzaamheden voert de Suiker Unie, volgens ABS, uit onder leiding van een eigen uitvoerder, de heer P.Westdijk. Ook het bedrijf Stoutjesdijk, dat mensen en materieel inhuurt van ABS, heeft een eigen uitvoerder. Hetgeen ABS nog in eigen beheer uitvoert zijn straatwerkzaamheden, doch daarin is [eiser], volgens ABS, niet gespecialiseerd. ABS heeft middels een verklaring van haar accountant aangegeven hoezeer haar omzet is teruggelopen na verlies van het contract met haar grootste opdrachtgeefster de Suiker Unie. In dit verband wijst ABS erop dat haar werkzaamheden voor Suiker Unie Puttershoek bestonden uit het bewerken en verwerken in bezinkvelden van de grond welke vrijkwam tijdens het reinigen van de bieten. Door het stopzetten van de productie bij Suiker Unie Puttershoek zal deze vorm van grondwerk niet meer uitgevoerd worden. Zij wijst er voorts op dat één van de twee hydraulische rupskranen waarmee de werkzaamheden voor Suiker Unie Puttershoek in hoofdzaak werden uitgevoerd, verkocht is aan Troost Bouwmachines B.V.
ABS betwist dat zij schadeplichtig is geworden. Zij wijst erop dat [eiser] door haar was vrijgesteld van werkzaamheden in de laatste fase van zijn dienstverband om te solliciteren. Zij wijst er voorts op dat [eiser] korte tijd na einde van de overeenkomst elders werk vond, dat klaarblijkelijk niet slechter betaalt, nu [eiser] niet rept over inkomensdaling.
Beoordeling van het geschil
4. [eiser] heeft primair aangevoerd dat het ontslag kennelijk onredelijk is vanwege het feit dat dit volgens hem is gegeven wegens een valse danwel voorgewende reden.
Daarvan is niet gebleken.
Het is de kantonrechter ambtshalve bekend dat de Suiker Unie de verwerking van bieten in Puttershoek heeft gestaakt. De “campagne“ van het najaar van 2004 was de laatste voor die locatie. Suiker Unie heeft vervolgens de overeenkomst met ABS opgezegd. Een en ander
leidt onvermijdelijk tot het verlies van arbeidsplaatsen.
Uit de door [eiser] overgelegde stukken uit de CWI procedure blijkt dat in die procedure de bedrijfseconomische noodzaak is onderbouwd. [eiser] heeft de gestelde omzetdaling niet gemotiveerd weersproken. Dat er bij een dergelijke omzetdaling gesneden moet worden in het personeelsbestand, is evident. Uit de stukken uit de CWI- procedure blijkt voorts dat bij ABS slechts twee uitvoerders in dienst waren, [eiser] en een collega. Die collega-uitvoerder was niet alleen langer in dienst, doch ook meer gespecialiseerd in bestratingwerkzaamheden, zijnde het type werkzaamheden dat ABS thans voornamelijk nog in portefeuille heeft. Het is dan ook begrijpelijk, zo oordeelde ook het CWI, dat de keuze op [eiser] is gevallen hoe spijtig dat voor hem ook is.
Anders dan [eiser] meent, is het niet aan ABS om te bepalen of een opdrachtgeefster naast materieel en bepaald personeel ook een uitvoerder inhuurt. Dat ABS in aanneming van werk werkzaamheden voor de Suiker Unie uitvoert is niet gebleken en [eiser] heeft dienaangaande ook geen concreet bewijsaanbod gedaan.
Uit de meergenoemde stukken is naar voren gekomen dat het VCA coördinatorschap slechts een paar uur per week omvatte. Niet is gesteld of gebleken dat er reële mogelijkheden voor een voltijds VCA-coördinator bij ABS zijn.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat van een valse of voorgewende reden geen sprake is. Dat ABS niet in de rode cijfers is beland, maakt zulks niet anders.
5. Thans rest nog de vraag of er sprake is van kennelijk onredelijk ontslag, omdat er voor [eiser] geen financiële voorziening is getroffen.
Vooropgesteld dient te worden dat bij een ontslag wegens bedrijfseconomische oorzaak via de CWI-procedure, de kantonrechter niet het standpunt deelt, dat de kennelijk onredelijkheid reeds daarom een gegeven is, omdat er geen vergoeding is aangeboden. In casu heeft de CWI-procedure zeven maanden geduurd. [eiser] had dus ruimschoots de tijd om uit te zien naar ander werk. In casu betreft de ontslagene bovendien een relatief jonge man met veel werkervaring, die zelf op geen enkele wijze iets te verwijten valt aangaande het ontslag en voor wie de kansen op de arbeidsmarkt daarom ten tijde van het ontslag niet slecht geacht mogen worden. Uit het feit dat [eiser] ook vrij kort na het ontslag ander werk heeft gekregen en hij dienaangaande niet heeft gesteld dat er sprake is van achteruitgang van positie, kan worden afgeleid dat genoemd vermoeden juist was.
Alle omstandigheden overziende komt de kantonrechter tot het oordeel dat niet is gebleken dat de gevolgen voor [eiser] te ernstig zijn in vergelijking met het belang van ABS, nu geen geldelijke voorziening was getroffen. De vordering van [eiser] terzake schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag zal dan ook worden afgewezen.
Als gevolg daarvan zal ook de vordering der buitengerechtelijke kosten worden afgewezen en zal [eiser] als de in het ongestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
Beslissing
De kantonrechter:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van eiseres bepaald op: € 3.000,-- aan salaris gemachtigde;
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.Kemp-Randewijk, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 juli 2006, in aanwezigheid van de griffier.