Omschrijving van het geschil
1. Tussen partijen staat het volgende vast.
[eiser], thans 52 jaar oud, is op 31 januari 2004 als Senior Account Manager in dienst getreden bij HKS, nadat hij op eigen initiatief bij HKS had gesolliciteerd. In het verleden was [eiser] al eerder in dienst bij HKS.
De arbeidsovereenkomst bevat het navolgende (non)concurrentiebeding.
Werknemer zal zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van werkgever gedurende het bestaan der dienstbetrekking en, na beëindiging van de dienstbetrekking binnen een tijdvak van zes maanden, niet in enigerlei vorm een zaak gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan die van werkgever vestigen, drijven, mede drijven of doen drijven, hetzij direct, hetzij indirect, alsook in of daarvoor op enigerlei wijze werkzaam zijn, al dan niet in dienstbetrekking hetzij tegen vergoeding, hetzij om niet, of daarin aandeel van welke aard ook hebben……enz.
[eiser] is, nadat hij de arbeidsovereenkomst met HKS had opgezegd, bij HKS gedurende de maand april 2006 vrijgesteld geweest van werkzaamheden.
[eiser] is per 1 mei 2006 in dienst getreden bij Overdie Ferro B.V., een bedrijf dat zich ook bezig houdt met het verwerken, produceren en verhandelen van schroot.
[eiser] heeft, in ieder geval bij brief van zijn raadsman van 3 mei 2006, voorgesteld aan HKS het (non)concurrentiebeding geografisch te beperken danwel er een relatiebeding van de maken. HKS heeft daarmee niet ingestemd.
2. [eiser] heeft aangevoerd dat hij meent dat in een eventuele bodemprocedure zal worden geoordeeld dat het HKS niet vrijstond de toestemming te weigeren, danwel dat het concurrentiebeding in een bodemprocedure geheel of gedeeltelijk zal worden vernietigd. Daartoe stelt hij dat hij zijn hele leven in de schrootbranche gewerkt heeft en dat hij door handhaving van het (non)concurrentiebeding niet langer in zijn levensonderhoud kan voorzien. Hij voert voorts aan, dat de invloed die hij op de concurrentie tussen HKS en Overdie Ferro B.V. zou kunnen uitoefenen exclusief gelegen is in de relatie die hij onderhield met de klanten in het rayon dat hij namens HKS heeft bewerkt en zijn kennis van de schrootprijs. Bij Overdie Ferro wacht [eiser], naar hij stelt, een betere beloning en betere werkomstandigheden.
[eiser] heeft betoogd dat een ongewijzigde handhaving van het concurrentiebeding een inbreuk op zijn grondrecht van werk vormt.
[eiser] vordert primair het (non)concurrentiebeding tussen HKS en hemzelf volledig op te schorten totdat in een bodemprocedure onherroepelijk is beslist. Subsidiair vordert hij het concurrentiebeding gedeeltelijk op te schorten in de zin dat er een geografische beperking aan wordt verbonden totdat in een bodemprocedure onherroepelijk is beslist.
Meer subsidiair vordert hij HKS te veroordelen tot het betalen van een voorschot op een op de voet van art.7:653 lid 4 BW vast te stellen vergoeding naar billijkheid, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der betekening tot aan de voldoening.
3. HKS heeft de primaire en de subsidiaire vordering gemotiveerd bestreden. Zij heeft zich wel bereid verklaard een vergoeding, gelijk aan het basissalaris dat [eiser] verdiende bij HKS, te betalen en de werking van het beding in zoverre op te schorten dat dit werkt tot 1 oktober 2006.
HKS meent dat [eiser] geen spoedeisend belang heeft, omdat vanaf datum uitspraak het (non)concurrentiebeding nog maar circa 4 maanden duurt en [eiser] geacht moet worden in die tijd uitzendwerk te kunnen verrichten.
HKS meent dat zij [eiser] aan het beding mag houden, nu het in tijd beperkt is en haar belang beschermd dient te worden. HKS heeft betoogd dat geografische beperking niet aan de orde kan zijn, omdat feitelijk “achter de schermen” toch informatie uitgewisseld kan worden. Voorts meent HKS dat hetzelfde geldt voor informatie over relaties, nog daargelaten dat de schrootbranche een kleine markt is, waarop iedereen met elkaar zaken doet. HKS voert aan dat zij in de gelegenheid gesteld moet worden een opvolger van [eiser] in te werken in de wijze waarop [eiser] namens haar in de markt opereerde. Daar heeft zij tot 1 oktober 2006 voor nodig, zo voert HKS aan, omdat in de zomer de schroothandel traditioneel op een laag pitje staat. HKS wijst er nog op dat [eiser] destijds op eigen initiatief bij haar heeft gesolliciteerd en willens en wetens het (non) concurrentiebeding is overeengekomen. Van een belangrijke positieverbetering is niet gebleken, volgens HKS