ECLI:NL:RBDOR:2006:AX9684

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
23 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
180249 CV EXPL 06-15
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van het concurrentiebeding en betaling van voorschotvergoeding in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Dordrecht op 23 juni 2006 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser, een voormalig werknemer van HKS Scrap Metals B.V., en de gedaagde, HKS Scrap Metals B.V. Eiser had op 31 januari 2004 als Senior Account Manager bij HKS gewerkt en was per 1 mei 2006 in dienst getreden bij Overdie Ferro B.V., een concurrent van HKS. Eiser vorderde schorsing van het (non)concurrentiebeding dat hem verbiedt om gedurende zes maanden na beëindiging van zijn dienstverband bij HKS in de schrootbranche werkzaam te zijn zonder toestemming van HKS. Eiser stelde dat hij door de handhaving van dit beding in zijn levensonderhoud werd belemmerd en dat hij een spoedeisend belang had bij zijn vordering.

HKS betwistte de vordering en stelde dat eiser geen spoedeisend belang had, omdat het concurrentiebeding nog maar vier maanden zou duren. HKS was bereid om de werking van het beding op te schorten tot 1 oktober 2006 en een vergoeding te betalen gelijk aan het basissalaris van eiser. De kantonrechter oordeelde dat HKS een rechtens te respecteren belang had bij handhaving van het concurrentiebeding, maar dat de belangen van eiser ook voldoende in acht werden genomen door de tijdelijke opschorting en de vergoeding. De rechter besloot de werking van het concurrentiebeding volledig op te schorten met ingang van 1 oktober 2006 en HKS te veroordelen tot betaling van een voorschotvergoeding aan eiser.

De uitspraak benadrukt de afweging tussen de belangen van de werkgever en de werknemer in het kader van concurrentiebedingen en de noodzaak om een evenwicht te vinden tussen het beschermen van bedrijfsbelangen en het recht van de werknemer op werk.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Sector kanton
Locatie Oud-Beijerland
kenmerk: 180249 CV EXPL 06-15
vonnis in kort geding van de kantonrechter te Oud-Beijerland van 23 juni 2006
in de zaak van:
[naam], wonende te [woonplaats], eiser, gemachtigde mr.P.M.Klinckhamers, advocaat te Amsterdam
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HKS Scrap Metals B.V., gevestigd en kantoorhoudend te ’s-Gravendeel, gedaagde, gemachtigde mr. A.Rijsdijk, advocaat te Alblasserdam.
Partijen worden aangeduid als [eiser] en HKS
Verloop van de procedure
De kantonrechter wijst vonnis op de volgende processtukken:
1. de dagvaarding van 24 mei 2006;
2. de overgelegde producties, waaronder de pleitnotities;
Omschrijving van het geschil
1. Tussen partijen staat het volgende vast.
[eiser], thans 52 jaar oud, is op 31 januari 2004 als Senior Account Manager in dienst getreden bij HKS, nadat hij op eigen initiatief bij HKS had gesolliciteerd. In het verleden was [eiser] al eerder in dienst bij HKS.
De arbeidsovereenkomst bevat het navolgende (non)concurrentiebeding.
Werknemer zal zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van werkgever gedurende het bestaan der dienstbetrekking en, na beëindiging van de dienstbetrekking binnen een tijdvak van zes maanden, niet in enigerlei vorm een zaak gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan die van werkgever vestigen, drijven, mede drijven of doen drijven, hetzij direct, hetzij indirect, alsook in of daarvoor op enigerlei wijze werkzaam zijn, al dan niet in dienstbetrekking hetzij tegen vergoeding, hetzij om niet, of daarin aandeel van welke aard ook hebben……enz.
[eiser] is, nadat hij de arbeidsovereenkomst met HKS had opgezegd, bij HKS gedurende de maand april 2006 vrijgesteld geweest van werkzaamheden.
[eiser] is per 1 mei 2006 in dienst getreden bij Overdie Ferro B.V., een bedrijf dat zich ook bezig houdt met het verwerken, produceren en verhandelen van schroot.
[eiser] heeft, in ieder geval bij brief van zijn raadsman van 3 mei 2006, voorgesteld aan HKS het (non)concurrentiebeding geografisch te beperken danwel er een relatiebeding van de maken. HKS heeft daarmee niet ingestemd.
2. [eiser] heeft aangevoerd dat hij meent dat in een eventuele bodemprocedure zal worden geoordeeld dat het HKS niet vrijstond de toestemming te weigeren, danwel dat het concurrentiebeding in een bodemprocedure geheel of gedeeltelijk zal worden vernietigd. Daartoe stelt hij dat hij zijn hele leven in de schrootbranche gewerkt heeft en dat hij door handhaving van het (non)concurrentiebeding niet langer in zijn levensonderhoud kan voorzien. Hij voert voorts aan, dat de invloed die hij op de concurrentie tussen HKS en Overdie Ferro B.V. zou kunnen uitoefenen exclusief gelegen is in de relatie die hij onderhield met de klanten in het rayon dat hij namens HKS heeft bewerkt en zijn kennis van de schrootprijs. Bij Overdie Ferro wacht [eiser], naar hij stelt, een betere beloning en betere werkomstandigheden.
[eiser] heeft betoogd dat een ongewijzigde handhaving van het concurrentiebeding een inbreuk op zijn grondrecht van werk vormt.
[eiser] vordert primair het (non)concurrentiebeding tussen HKS en hemzelf volledig op te schorten totdat in een bodemprocedure onherroepelijk is beslist. Subsidiair vordert hij het concurrentiebeding gedeeltelijk op te schorten in de zin dat er een geografische beperking aan wordt verbonden totdat in een bodemprocedure onherroepelijk is beslist.
Meer subsidiair vordert hij HKS te veroordelen tot het betalen van een voorschot op een op de voet van art.7:653 lid 4 BW vast te stellen vergoeding naar billijkheid, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der betekening tot aan de voldoening.
3. HKS heeft de primaire en de subsidiaire vordering gemotiveerd bestreden. Zij heeft zich wel bereid verklaard een vergoeding, gelijk aan het basissalaris dat [eiser] verdiende bij HKS, te betalen en de werking van het beding in zoverre op te schorten dat dit werkt tot 1 oktober 2006.
HKS meent dat [eiser] geen spoedeisend belang heeft, omdat vanaf datum uitspraak het (non)concurrentiebeding nog maar circa 4 maanden duurt en [eiser] geacht moet worden in die tijd uitzendwerk te kunnen verrichten.
HKS meent dat zij [eiser] aan het beding mag houden, nu het in tijd beperkt is en haar belang beschermd dient te worden. HKS heeft betoogd dat geografische beperking niet aan de orde kan zijn, omdat feitelijk “achter de schermen” toch informatie uitgewisseld kan worden. Voorts meent HKS dat hetzelfde geldt voor informatie over relaties, nog daargelaten dat de schrootbranche een kleine markt is, waarop iedereen met elkaar zaken doet. HKS voert aan dat zij in de gelegenheid gesteld moet worden een opvolger van [eiser] in te werken in de wijze waarop [eiser] namens haar in de markt opereerde. Daar heeft zij tot 1 oktober 2006 voor nodig, zo voert HKS aan, omdat in de zomer de schroothandel traditioneel op een laag pitje staat. HKS wijst er nog op dat [eiser] destijds op eigen initiatief bij haar heeft gesolliciteerd en willens en wetens het (non) concurrentiebeding is overeengekomen. Van een belangrijke positieverbetering is niet gebleken, volgens HKS
Beoordeling van het geschil
4. [eiser], die reeds in dienst is getreden bij een concurrent van HKS, heeft een spoedeisend belang, omdat hij, door voor dat bedrijf werkzaam te zijn, het (non)concurrentiebeding overtreedt. Een reële kans om op zeer korte termijn via een uitzendbureau buiten de schrootbranche in zijn levensonderhoud te voorzien, is er voor [eiser], gelet op leeftijd en ervaring, niet, zo komt dat de kantonrechter voorshands voor.
5. HKS heeft voldoende duidelijk gemaakt dat zij er belang bij heeft [eiser] aan dat beding te houden. Ook is duidelijk geworden dat het in casu niet mogelijk is het beding te beperken in die zin, dat het verwordt tot een relatiebeding. Immers, desgevraagd ten tijde van de mondelinge behandeling, kon [eiser] zelf geen afdoende opsomming geven van de “relaties” die dan op het lijstje van verboden contacten zouden moeten staan, waarbij een saillant detail was, dat aangegeven werd, dat HKS ook zaken deed met Overdie Ferro, de huidige werkgeefster van [eiser]. Geografische beperking kan evenmin aan de orde zijn, nu [eiser] ook heeft erkend dat hij, ofschoon de meeste van zijn klanten in Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht zijn gevestigd, ook klanten in de rest van het land had.
Met HKS is de kantonrechter van oordeel dat ook mag meewegen het feit, dat [eiser] 2,5 jaar geleden op eigen initiatief heeft gesolliciteerd bij HKS, waar hij al eerder werkzaam was, en welbewust het beding in kwestie overeenkwam.
Nu HKS ermee in kan stemmen dat de werking van het beding wordt beperkt tot 1 oktober 2006 en zij in de periode tot aan die datum, waarin [eiser], teneinde zich te houden aan het non concurrentiebeding, onbetaald verlof dient te nemen, [eiser] als vergoeding ex art.7:653 lid 4 BW een bedrag gelijk aan het basissalaris plus vakantiegeld zal betalen, wordt het belang van [eiser] voldoende gediend, gelet op alle omstandigheden.
Het voorgaande leidt tot het voorlopig oordeel dat HKS een rechtens te respecteren belang heeft bij handhaving van het (non) concurrentiebeding en dat [eiser]s belangen voldoende in acht worden genomen, nu werking van het beding in tijd beperkt is en HKS een vergoeding zal betalen.
6. Ten overvloede wordt nog overwogen dat in het geval HKS om haar moverende redenen op enig moment voor 1 oktober 2006 [eiser] niet meer wenst te houden aan het beding, zij ook geen vergoeding meer verschuldigd is.
7. Nu HKS eerst ten tijde van de mondelinge behandeling zich bereid heeft verklaard genoemde vergoeding te voldoen, vindt de kantonrechter hierin aanleiding de proceskosten te compenseren.
Beslissing
De kantonrechter:
treft navolgende voorziening:
schort de werking van het concurrentiebeding tussen partijen volledig op met ingang van 1 oktober 2006;
veroordeelt gedaagde aan eiser te betalen, bij wijze van voorschot op een op de voet van artikel 7:653 lid 4 BW vast te stellen vergoeding, een bedrag van € 5400,- bruto per maand over de periode 23 juni 2006 tot 1 oktober 2006, danwel tot een datum gelegen voor 1 oktober 2006, in het geval HKS ondubbelzinnig schriftelijk [eiser] ontheft van het litigieuze beding
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
compenseert de proceskosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Kemp-Randewijk, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 juni 2006, in aanwezigheid van de griffier.