ECLI:NL:RBDOR:2006:AV5863

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
20 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
133851CV EXPL 04-28
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling in het kader van effectenleaseovereenkomst en de rechtsgeldigheid van ingebrekestelling

In deze zaak vordert Dexia Bank Nederland N.V. betaling van een bedrag van EUR 3.528,19 van de gedaagde, die een effectenleaseovereenkomst had afgesloten met de rechtsvoorgangster van Dexia, Bank Labouchère NV. De overeenkomst, die in december 2001 werd gesloten, betrof een zogenaamde 'Capital Effect Maandbetaling 20 jaar' en had een looptijd van 240 maanden. De gedaagde heeft echter op enig moment de betaling van de maandelijkse termijnen gestaakt, wat leidde tot de beëindiging van de overeenkomst door Dexia en de verkoop van de geleasde aandelen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat Dexia de gedaagde niet op de juiste wijze in gebreke heeft gesteld, aangezien de gedaagde geen schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen. Dexia had de verplichting om de gedaagde schriftelijk in gebreke te stellen voordat zij overging tot beëindiging van de overeenkomst en verkoop van de aandelen. De gedaagde had verzuimd Dexia op de hoogte te stellen van zijn adreswijziging, maar dit ontsloeg Dexia niet van haar verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat de gedaagde de aanmaningen en ingebrekestellingen ontving.

De kantonrechter concludeert dat de gedaagde niet in verzuim is geraakt, waardoor Dexia niet gerechtigd was de overeenkomst te beëindigen en de aandelen te verkopen. De vordering van Dexia wordt afgewezen en Dexia wordt veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die tot op heden op nihil zijn begroot. Dit vonnis is uitgesproken op 20 maart 2006 door de kantonrechter in Oud-Beijerland.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DORDRECHT
Sector kanton, locatie Oud-Beijerland
kenmerk: 133851CV EXPL 04-28
Vonnis van de kantonrechter te Oud-Beijerland van 20 maart 2006
in de zaak van
de naamloze vennootschap
DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde: Maas-Delta Deurwaarders,
tegen
[…],
wonende te […],
gedaagde,
procederende in persoon.
Partijen zullen hierna Dexia en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
- de rolbeschikking van 4 april 2005
1.2 Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1 Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van de Bank Labouchère NV, tevens handelend onder de naam Legio-Lease, en op haar beurt rechtsopvolgster van Legio-Lease BV.
2.2 [gedaagde] heeft in december 2001 via een cliëntenremisier (AFAB Geldservice BV) met Bank Labouchère NV een overeenkomst van effectenlease gesloten onder overeenkomstnummer 24502313. Deze effectenlease-overeenkomst betrof het product ‘Capital Effect Maandbetaling 20 jaar’ en had een looptijd van 240 maanden (20 jaar). Volgens de overeenkomst diende de lessee ([gedaagde]) via automatische incasso de totale leasesom van EUR 10.776,00 (aankoopsom EUR 4.210,00 en rente EUR 6.566,00) terug te betalen in 240 maandelijkse termijnen van elk EUR 44,90.
2.3 De op de overeenkomst toepasselijke ‘Bijzondere voorwaarden Effecten Lease’ houden onder meer het volgende in:
‘(…)
6. Indien lessee na schriftelijke ingebrekestelling nalatig blijft met het betalen van één of meer maandtermijnen (…) is de Bank gerechtigd de overeenkomst (…) terstond te beëindigen en het onbetaalde restant van de totaal overeengekomen leasesom(men) uit hoofde van alle lopende lease-overeenkomsten soortgelijk als de onderhavige overeenkomst in zijn geheel op te eisen en de waarden te verkopen op een door de Bank te bepalen moment ter beurze of anderszins. De Bank zal de opbrengst van die verkoop in mindering brengen op datgene wat lessee haar verschuldigd is. Een eventueel batig saldo zal alsdan door de Bank aan lessee worden uitbetaald.
(…)
9. Lessee is verplicht de Bank te allen tijde op de hoogte te houden van zijn woonplaats en adres (…)’
2.4 [gedaagde] is op enig moment gestopt met de betaling van voormelde maandelijkse bedragen aan Dexia/ Bank Labouchère NV, althans de volgens machtiging geïncasseerde bedragen werden gestorneerd.
2.5 Na verkoop van de geleasde aandelen heeft Dexia bij brief d.d. 25 februari 2003, aan [gedaagde] (geadresseerd […]) de eindafrekening verzonden. Ingevolge deze eindafrekening dient [gedaagde] – na verrekening van dividend - een bedrag van EUR 2.904,67 aan Dexia te voldoen. [gedaagde] heeft dit bedrag niet betaald.
3. Het geschil
3.1 Dexia vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van EUR 3.528,19, zijnde EUR 2.904,67 wegens hoofdsom, EUR 140,38 wegens wettelijke rente vanaf 7 november 2002 tot en met 31 juli 2003, EUR 406,00 inzake buitengerechtelijke incassokosten en EUR 77,14 aan BTW over de buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding.
3.2 [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1 [gedaagde] heeft in december 2001 door bemiddeling van AFAB Geldservice BV met de rechtsvoorgangster van Dexia, Bank Labouchère NV, een zogenaamde ‘Capital Effect Maandbetaling 20 jaar’ overeenkomst gesloten. Deze overeenkomst houdt in, kort gezegd, dat [gedaagde] een aantal aandelen (Ahold, ING, Kon. Olie en Unilever) ‘least’ voor een totale leasesom van EUR 10.776,00. Dit bedrag wordt met de daarover berekende rente in 240 maandelijkse termijnen van EUR 44,90 door automatische incasso afgelost, waarna de aandelen in eigendom zouden overgaan op [gedaagde]. Het is mogelijk de overeenkomst na 90 maanden tussentijds te beëindigen.
4.2 Dexia stelt de overeenkomst te hebben beëindigd omdat [gedaagde] de maandtermijnen niet meer voldeed. Voordat de overeenkomst is beëindigd heeft Intrum Justitia in opdracht van Dexia [gedaagde] schriftelijk in gebreke gesteld en hem aangemaand de verschuldigde termijnen te betalen, aldus Dexia. Toen betaling uitbleef heeft Dexia volgens haar stellingen [gedaagde] schriftelijk aangezegd tot verkoop van de aandelenportefeuille over te zullen gaan.
4.3 Het verweer van [gedaagde] komt er hoofdzakelijk op neer dat Dexia niet gerechtigd zou zijn de overeenkomst te beëindigen en het aandelenpakket te verkopen, nu [gedaagde] met betrekking tot de betalingsachterstand nooit enige aanmaning, aangetekend schrijven, eindafrekening of ingebrekestelling heeft ontvangen. Hij stelt zich niet bewust te zijn geweest van een op handen zijnde verkoop van zijn aandelenpakket en pas op 5 december 2003, bij ontvangst van de dagvaarding - derhalve op een moment dat de overeenkomst reeds door Dexia was beëindigd en de aandelen waren verkocht –, van een en ander op de hoogte te zijn gekomen. [gedaagde] betoogt voorts dat hij, indien hij eerder was geïnformeerd, zeker niet akkoord zou zijn gegaan met een beëindiging van de overeenkomst.
4.4 Dexia heeft aangevoerd de aanmaningen en ingebrekestelling naar het bij haar bekende (oude) adres van [gedaagde] te hebben gestuurd, aangezien zij niet op de hoogte was van een adreswijziging. In dit verband verwijst Dexia naar artikel 9 van de ‘Bijzondere voorwaarden Effecten Lease’. [gedaagde] erkent zijn verhuizing in oktober 2002 niet aan Dexia/Bank Labouchère NV te hebben doorgegeven. Hij stelt slechts AMEV Financieringen NV (hierna: AMEV) hieromtrent te hebben ingelicht, aangezien hij er vanuit ging dat de bij AMEV afgesloten kredietovereenkomst en de bij Bank Labouchère NV afgesloten effectenlease-overeenkomst één en dezelfde overeenkomst zouden betreffen, zodat hij slechts één van beide partijen hoefde te informeren.
4.5 De kantonrechter stelt voorop dat Dexia - alvorens tot beëindiging van de overeenkomst en verkoop van het aandelenpakket over te gaan – ingevolge artikel 6 van de Bijzondere voorwaarden Effecten Lease gehouden was [gedaagde] schriftelijk in gebreke te stellen, teneinde hem de gelegenheid te geven alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen. De omstandigheid dat [gedaagde], op grond van voornoemde – evident onjuiste - veronderstelling met slechts één overeenkomst van doen te hebben, heeft nagelaten Dexia van zijn adreswijziging in kennis te stellen doet daaraan niet af, nu het op de weg van Dexia lag zich ervan te vergewissen of de door of namens haar verzonden aanmaningen en ingebrekestelling [gedaagde] hadden bereikt. Dexia heeft, hoewel zij stelt [gedaagde] bij aangetekende brief te hebben aangezegd tot verkoop van de aandelenportefeuille over te gaan, naar aanleiding van het verweer van [gedaagde] op dit punt echter geen bewijs overgelegd noch heeft zij van deze stelling bewijs aangeboden. Zij brengt slechts een gestandaardiseerde versie van de beweerdelijk door Intrum Justitia verzonden aangetekende brief in het geding, uit welke (ongedateerde en ongeadresseerde) brief de kantonrechter echter niet kan opmaken of een dergelijk schrijven [gedaagde] daadwerkelijk bereikt heeft.
4.6 Op grond van het voorgaande houdt de kantonrechter het ervoor dat [gedaagde] geen schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen. Dit leidt ertoe dat [gedaagde] niet in verzuim is geraakt, zodat Dexia niet gerechtigd was de overeenkomst te beëindigen en de aandelen te verkopen.
4.7 Het vorenstaande brengt met zich mee dat de vordering van Dexia zal worden afgewezen. Dexia zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
De beslissing
De kantonrechter
wijst de vordering af,
veroordeelt Dexia in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Maanen en bij vervroeging uitgesproken door mr. C.H. Kemp-Randewijk ter openbare terechtzitting van 20 maart 2006.?