ECLI:NL:RBDOR:2005:AU4682
Rechtbank Dordrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verrekening van provisie na beëindiging dienstverband en vaststellingsovereenkomst
In deze zaak, die werd behandeld door de kantonrechter te Dordrecht, stond de verrekening van provisie na de beëindiging van een dienstverband centraal. Eiser [X] had van 1 maart 2000 tot 1 maart 2005 gewerkt als Financieel Adviseur bij AFD. Bij de beëindiging van zijn dienstverband was er een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin onder andere werd afgesproken dat [X] een vergoeding van € 16.258,92 bruto zou ontvangen. Echter, AFD verrekende € 9.600,- bruto van deze vergoeding, stellende dat dit een terugboekprovisie betrof die [X] niet had verdiend. [X] was van mening dat AFD niet bevoegd was om deze verrekening door te voeren, aangezien dit niet in de vaststellingsovereenkomst was opgenomen.
De kantonrechter oordeelde dat AFD ten onrechte de provisie had verrekend. De rechter stelde vast dat de vaststellingsovereenkomst een integrale schikking betrof en dat [X] erop mocht vertrouwen dat eventuele teveel betaalde provisie niet terugbetaald hoefde te worden. De kantonrechter verklaarde voor recht dat AFD onterecht had verrekend en veroordeelde AFD om de wettelijke rente over het netto equivalent van € 9.600,- bruto aan [X] te betalen vanaf 16 maart 2005. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten moesten dragen. De vordering van [X] tot nakoming van de vaststellingsovereenkomst met betrekking tot de overname van klanten werd afgewezen, omdat niet was gebleken dat AFD in gebreke was gebleven.
Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken in een vaststellingsovereenkomst en de noodzaak voor partijen om hun rechten en verplichtingen expliciet vast te leggen. De uitspraak is een belangrijke reminder voor werkgevers en werknemers over de gevolgen van afspraken die zij maken bij de beëindiging van een dienstverband.