ECLI:NL:RBDOR:2005:AU0379
Rechtbank Dordrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot schuldsanering op basis van bestuurdersaansprakelijkheid in faillissementen
Op 8 maart 2005 is er een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Dordrecht met het verzoek om toepassing van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank moest beoordelen of er afwijzingsgronden aanwezig waren, specifiek op basis van artikel 288 lid 1 sub b en lid 2 sub b van de Faillissementswet. De verzoeker was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar wegens faillissementsfraude, belastingfraude, bedreiging en verduistering. Dit vonnis was in hoger beroep aangevochten, maar de verzoeker had ook civiele vonnissen tegen zich staan waarin hij was veroordeeld tot het betalen van schadevergoedingen aan curatoren van zijn failliete vennootschappen. Deze civiele vonnissen waren onherroepelijk en gaven de rechtbank aanleiding om te concluderen dat de verzoeker niet te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan van zijn schulden.
De rechtbank overwoog dat, hoewel het strafvonnis mogelijk niet stand zou houden in hoger beroep, de civiele vonnissen dat wel deden. Dit leidde tot de conclusie dat er gegronde vrees bestond dat de verzoeker tijdens de schuldsaneringsregeling zijn schuldeisers zou benadelen. Daarom werd het verzoek tot schuldsanering afgewezen. De beslissing werd genomen door de enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken van de rechtbank Dordrecht en werd uitgesproken op 3 augustus 2005. De verzoeker heeft het recht om binnen acht dagen na de uitspraak in hoger beroep te gaan, maar dit kan alleen door een advocaat worden gedaan.