ECLI:NL:RBDOR:2005:AT8974

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
6 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
59756 / FT RK 05-5230
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen faillissementsverklaring van D.H.B. International Investment Banking B.V. en beoordeling van de toestand van te hebben opgehouden te betalen

Op 26 mei 2005 heeft D.H.B. International Investment Banking B.V. (DHB) een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Dordrecht om het vonnis van 11 mei 2005, waarbij DHB bij verstek in staat van faillissement werd verklaard, te vernietigen. De rechtbank heeft het verzoek behandeld op 29 juni 2005, waarbij de advocaten van zowel DHB als de oorspronkelijke aanvrager, de Stichting Derdengelden Infoca, aanwezig waren. DHB stelde dat de verplichting tot terugbetaling van een bedrag aan Infoca niet op hen rustte, maar op DHB Asset Management B.V. Daarnaast werd betoogd dat er geen opeisbare vordering van Infoca op DHB bestond en dat DHB geen andere schulden onbetaald had, waardoor niet voldaan zou zijn aan de voorwaarde van pluraliteit van schuldeisers.

De curator verklaarde echter dat DHB wel degelijk verplicht was het door Infoca gestorte bedrag terug te betalen en dat er sprake was van pluraliteit van schuldeisers. De rechtbank concludeerde dat er summierlijk bewijs was van een opeisbare vordering van Infoca op DHB van € 4.000.000,00, en dat DHB in de toestand verkeerde van te hebben opgehouden te betalen. De rechtbank oordeelde dat de argumenten van DHB niet opgingen en dat het verzet ongegrond was.

In het vonnis werd de rechter-commissaris benoemd en werd de curator aangesteld. De curator had in zijn verslag aangegeven dat er onvoldoende middelen waren om de schuldeisers te voldoen. De rechtbank concludeerde dat er vier schuldeisers waren met een vordering op DHB en dat de activa in het faillissement onvoldoende waren om aan deze vorderingen te voldoen. Het verzet van DHB werd ongegrond verklaard, en het vonnis werd uitgesproken op 6 juli 2005.

Uitspraak

Rekestnummer: 59756/FT RK 05-5230
Faillissementsnummer F 05/100
Datum uitspraak: 6 juli 2005
RECHTBANK DORDRECHT
- vonnis afwijzing verzet -
Vonnis van de rechtbank Dordrecht, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken
Op 26 mei 2005 is ter griffie van deze rechtbank een verzoekschrift ingekomen van
D.H.B. International Investment Banking B.V. (verder DHB),
gevestigd te Zwijndrecht en kantoorhoudende te 5911 CK Venlo aan de Sint Martinusstraat 62,
procureur: mr. J.M. van Weelderen,
strekkende tot vernietiging van het vonnis van deze rechtbank van 11 mei 2005, waarbij DHB - bij verstek - in staat van faillissement werd verklaard.
Bij voormeld vonnis werd benoemd tot rechter-commissaris mr. B.C. Vink en werd aangesteld tot curator mr. J.P. Bakkers, advocaat en procureur te Venlo.
De curator heeft op 8 juni 2005 verslag uitgebracht. De curator heeft daarin meegedeeld dat er naar zijn mening sprake is van pluraliteit van schuldeisers en dat onvoldoende middelen voorhanden zijn om de schuldeisers te kunnen voldoen.
De rechtbank heeft het verzoek behandeld in de raadkamer op 29 juni 2005, waarbij zijn gehoord:
mr. J.B.A. Jansen, kantoorhoudende te Apeldoorn, advocaat van DHB,
mr. drs. M.M. Hoving, kantoorhoudende te Leiden, advocaat van de oorspronkelijke aanvrager, de Stichting Derdengelden Infoca (verder: Infoca),
mr. J.P. Bakkers, curator.
De rechter-commissaris heeft geadviseerd het verzet ongegrond te verklaren.
In het verzoekschrift en nader mondeling toegelicht ter zitting heeft mr. Jansen - zakelijk samengevat - gesteld:
- dat niet op DHB maar op DHB Asset Management B.V. een verplichting rust het bedrag dat Infoca op een op naam van DHB gestelde rekening heeft gestort aan Infoca terug te betalen;
- dat, voor zover DHB tot terugbetaling van voornoemd bedrag gehouden zou zijn, ten tijde van het indienen van het verzoek tot faillietverklaring geen sprake was van een opeisbare vordering van Infoca op DHB;
- dat DHB geen andere schulden onbetaald laat en mitsdien niet aan de voorwaarde van pluraliteit van schuldeisers is voldaan;
- dat DHB niet verkeert in een situatie als beschreven in art. 6, lid 3 van de Faillissementswet.
Mr. Hoving heeft ter zitting de stellingen van DHB aan de hand van pleitnotities gemotiveerd weersproken.
Tenslotte heeft de curator ter zitting - zakelijk samengevat - verklaard:
- dat op DHB de verplichting rust het door Infoca gestorte bedrag aan Infoca terug te betalen;
- dat sprake is van pluraliteit van schuldeisers;
- dat DHB verkeert in een situatie van te hebben opgehouden te betalen.
De rechtbank stelt voorop dat zij dient te beoordelen of summierlijk is gebleken van een vorderingsrecht van Infoca alsmede van feiten en omstandigheden die aantonen dat DHB verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen. Verder dient de vraag of DHB in deze toestand verkeert beoordeeld te worden naar de huidige situatie. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
In productie 3 bij het verzoekschrift tot faillietverklaring - waarvan de inhoud niet is betwist - heeft DHB op 25 mei 2004 aan Infoca geschreven:
"Regarding our agreement to release and terminate the agreement, which under normal circumstances is regulated within 45 days upon termination, we had agreed to immediately terminate and compensate you with the return of funds plus a agreed bonus, totalling Euro Four Million."
Blijkens dit citaat zijn partijen (DHB en Infoca) - in afwijking van het bepaalde in de oorspronkelijke overeenkomst - overeengekomen de overeenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen. Daarnaast verplichtte DHB zich terzelfder tijd tot betaling aan Infoca van € 4.000.000,--.
Daarmee is summierlijk gebleken van een opeisbare vordering van Infoca met ingang van 25 mei 2004 op DHB ten bedrage van € 4.000.000,--.
Al hetgeen DHB in strijd hiermee heeft betoogd stuit hierop af en moet worden verworpen.
De curator heeft ter zitting verklaard dat Axius S.a.r.l. en Egée S.a.r.l. bij hem vorderingen in het faillissement hebben ingediend van respectievelijk USD 350.000,-- en € 150.000,--. Ter betwisting van deze vorderingen heeft mr. Jansen ter zitting een fax van "AXIUS & EGEE SARL" van 29 juni 2005 overgelegd waarin werd vermeld:
"At this point of time we have no complaints logged against Mr. [bestuurder] and/or DHB Investment Bank located in Venlo, NL.
Our queries should be resolved privately."
De curator heeft opgemerkt dat het (gecombineerde) briefpapier en de daarop gestelde handtekening niet overeenstemmen met het briefpapier en de handtekening van de door hem ontvangen vorderingen.
Wat hier verder ook van zij, de rechtbank is van oordeel dat uit voornoemd citaat niet valt af te leiden dat Axius S.a.r.l. en Egée S.a.r.l. geen vorderingen op DHB pretenderen. Het is niet noodzakelijk dat deze schuldeisers de faillissementsaanvrage ondersteunen.
Verder staat als onbetwist vast dat vier schuldeisers uit hoofde van een verstekvonnis een vordering hebben op DHB ten bedrage van € 1.062.455,70 (ex rente en kosten). Weliswaar heeft DHB op 28 juni 2005 een verzetdagvaarding doen uitbrengen maar afgezien van de vraag of deze dagvaarding tijdig is uitgebracht - Infoca en de curator betwisten dit - heeft DHB niet aangegeven waarom het verstekvonnis inhoudelijk onjuist zou zijn.
Op grond hiervan is summierlijk gebleken dat in casu sprake is van pluraliteit van schuldeisers.
Als onweersproken staat voorts vast dat de curator in het faillissement slechts activa tot een bedrag van € 1.907,-- heeft aangetroffen alsmede dat dit onvoldoende is om de schuldeisers te kunnen voldoen. Daarom moet geconcludeerd worden dat DHB verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen.
Het verzet zal gezien het vooroverwogene ongegrond worden verklaard.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart het verzet ongegrond.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.W. van Baal en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 6 juli 2005, in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier is wegens afwezigheid niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Gedurende acht dagen na de dag van uitspraak bestaat voor verzoekster(s) het recht van hoger beroep. Het recht van hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat/procureur worden ingesteld, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van de zaak kennis moet nemen.