ECLI:NL:RBDOR:2004:AR8169
Rechtbank Dordrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Werktijdvermindering na zwangerschapsverlof
In deze zaak, behandeld door de kantonrechter te Oud-Beijerland, gaat het om een geschil tussen een werkneemster (eiseres) en haar werkgever (gedaagde) over de werktijd na zwangerschapsverlof. Eiseres, die sinds 1997 in dienst is bij gedaagde, heeft na haar zwangerschapsverlof verzocht om haar werktijd te verminderen naar 15,5 uur per week, verdeeld over twee dagen. Gedaagde heeft dit verzoek afgewezen, met als argument dat continuïteit in de commerciële functie belangrijk is en dat eiseres minimaal vier dagen per week aanwezig moet zijn. Eiseres heeft vervolgens een voorlopige voorziening aangevraagd, omdat gedaagde heeft aangekondigd de tijdelijke gedoogsituatie te beëindigen.
De kantonrechter heeft in zijn vonnis op 15 november 2004 geoordeeld dat eiseres een spoedeisend belang heeft bij haar verzoek. De rechter heeft vastgesteld dat gedaagde geen zwaarwegend belang heeft om het verzoek van eiseres af te wijzen. De kantonrechter oordeelt dat de werkgeefster onvoldoende heeft aangetoond dat de functie van eiseres niet in deeltijd kan worden vervuld. De rechter heeft besloten dat eiseres haar werkzaamheden kan verrichten op drie dagen per week, te weten dinsdag, woensdag en donderdag, in totaal 18 uur per week. Tevens heeft de kantonrechter de proceskosten gecompenseerd en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Dit vonnis is van belang voor de rechtspositie van werknemers die na zwangerschapsverlof hun werktijd willen verminderen. Het benadrukt dat werkgevers een zwaarwegend belang moeten hebben om een verzoek tot werktijdvermindering af te wijzen, en dat de rechter in geval van een geschil kan ingrijpen om de belangen van de werknemer te beschermen. De uitspraak biedt een precedent voor soortgelijke zaken waarin werknemers hun werktijd willen aanpassen na een periode van verlof.