ECLI:NL:RBDOR:2004:AR8169

Rechtbank Dordrecht

Datum uitspraak
15 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
148502 VV 04-28
Instantie
Rechtbank Dordrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Werktijdvermindering na zwangerschapsverlof

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter te Oud-Beijerland, gaat het om een geschil tussen een werkneemster (eiseres) en haar werkgever (gedaagde) over de werktijd na zwangerschapsverlof. Eiseres, die sinds 1997 in dienst is bij gedaagde, heeft na haar zwangerschapsverlof verzocht om haar werktijd te verminderen naar 15,5 uur per week, verdeeld over twee dagen. Gedaagde heeft dit verzoek afgewezen, met als argument dat continuïteit in de commerciële functie belangrijk is en dat eiseres minimaal vier dagen per week aanwezig moet zijn. Eiseres heeft vervolgens een voorlopige voorziening aangevraagd, omdat gedaagde heeft aangekondigd de tijdelijke gedoogsituatie te beëindigen.

De kantonrechter heeft in zijn vonnis op 15 november 2004 geoordeeld dat eiseres een spoedeisend belang heeft bij haar verzoek. De rechter heeft vastgesteld dat gedaagde geen zwaarwegend belang heeft om het verzoek van eiseres af te wijzen. De kantonrechter oordeelt dat de werkgeefster onvoldoende heeft aangetoond dat de functie van eiseres niet in deeltijd kan worden vervuld. De rechter heeft besloten dat eiseres haar werkzaamheden kan verrichten op drie dagen per week, te weten dinsdag, woensdag en donderdag, in totaal 18 uur per week. Tevens heeft de kantonrechter de proceskosten gecompenseerd en het meer of anders gevorderde afgewezen.

Dit vonnis is van belang voor de rechtspositie van werknemers die na zwangerschapsverlof hun werktijd willen verminderen. Het benadrukt dat werkgevers een zwaarwegend belang moeten hebben om een verzoek tot werktijdvermindering af te wijzen, en dat de rechter in geval van een geschil kan ingrijpen om de belangen van de werknemer te beschermen. De uitspraak biedt een precedent voor soortgelijke zaken waarin werknemers hun werktijd willen aanpassen na een periode van verlof.

Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT
Kenmerk: 148502 VV 04-28
Vonnis in kort geding van de kantonrechter te Oud-Beijerland van 15 november 2004 in de zaak van:
[eiseres], wonende te […], gemachtigde mr. A.Ester, advocaat te Zwijndrecht,
tegen :
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde], gevestigd te […], gemachtigde mr. R.M.H.G. Ritzen, advocaat te Breda.
Verloop van de procedure
De kantonrechter wijst vonnis op de volgende processtukken:
1. de dagvaarding van 20 oktober 2004;
2. het proces-verbaal van de mondelinge behandeling;
3. de overgelegde bescheiden waaronder de pleitnotities;
Omschrijving van het geschil
1. Tussen partijen staat het volgende vast.
Eiseres is op 25 augustus 1997 in dienst getreden bij gedaagde in de functie van administratief medewerkster voor onbepaalde tijd voor 37,75 uur per week. Later is zij (gemiddeld) 34,25 uur per week gaan werken Gedaagde is een groothandel. Zij heeft 15 merken in portefeuille en in totaal ongeveer 7000 producten op het gebied van verlichting, handgereedschap, elektronisch gereedschap, beveiligingsproducten, brievenbussen, compressoren enz. Eiseres is werkzaam op de afdeling binnendienst verkoop. Op die afdeling werken 4 mensen, waaronder eiseres.
In april 2003 heeft eiseres aan gedaagde medegedeeld dat zij zwanger was. Tevens heeft zij toen, mondeling, kenbaar gemaakt, dat zij na ommekomst van haar zwangerschaps- en bevallingsverlof graag 2 dagen zou willen kunnen blijven werken.
Voor de zwangerschap omvatten de werkzaamheden van eiseres de navolgende taken: telefonische verkoop door middel van het aannemen van orders, de verwerking van die orders en werkzaamheden zoals het verstrekken van productinformatie als klanten daar om vroegen, alsmede het aannemen van klachten omtrent bijvoorbeeld foute leveranties, creditnota’s en facturatie.
Bij brief van16 september 2003 heeft eiseres schriftelijk verzocht de werktijd na ommekomst van het bevallingsverlof terug te brengen tot 15,5 uur per week verdeeld over twee dagen met als voorkeurdagen dinsdag en donderdag.
Bij brief van 27 november 2003 heeft gedaagde aan eiseres bericht dat zij het verzoek niet kan inwilligen, omdat continuïteit in een commerciële functie belangrijk is. Voorts werd aangegeven dat het voor gedaagde belangrijk is dat eiseres tenminste vier dagen (gedeeltelijk) aanwezig is in plaats van twee hele dagen.
Bij brief van 19 december 2003 heeft eiseres verzocht het verzoek te heroverwegen. Daarbij geeft zij voorts aan dat aan haar was medegedeeld dat zij, indien zij korter zou gaan werken, toch geen commerciële functie meer zou krijgen. Zij geeft ook nog aan dat zij desnoods op maandag- en dinsdagmiddag en de woensdag- en donderdagochtend wil komen werken, maar dat dan in het begin per week de werkuren moeten worden vastgesteld, omdat er nog oppas geregeld moet worden.
Bij brief van 29 december 2003 deelt gedaagde mede dat zij de brief van 19 december 2003 als een herhaald verzoek beschouwt, hetgeen wettelijk niet is toegestaan. Echter wel wordt aangeboden dat eiseres de arbeidsduur mag beperken tot 4 dagen vanaf de gebruikelijke aanvangstijd tot 14.30 uur.
Op 6 januari 2003 besluiten partijen dat als tijdelijke oplossing wordt gekozen voor een periode waarin één hele dag en twee halve dagen wordt gewerkt. Nadien hebben partijen nog overlegd, maar zijn zij het niet eens geworden. Bij brief van 4 juni 2004 deelt de advocaat van gedaagde mede dat de tijdelijke oplossing tot 1 juli 2004 gehandhaafd zal worden. Dan moet overeenstemming bereikt worden.
Bij brief van 28 juli 2004 heeft de gemachtigde van eiseres het standpunt van eiseres kenbaar gemaakt. Nadien hebben partijen nog weer overlegd, maar geen overeenstemming bereikt.
Bij brief van 15 september 2004 heeft gedaagde kenbaar gemaakt dat de tijdelijke gedoogsituatie per 15 oktober 2004 komt te vervallen.
2. Eiseres voert primair aan dat de reactie van gedaagde op haar schriftelijk verzoek niet uiterlijk één maand voor de beoogde ingangsdatum aan haar kenbaar is gemaakt, zodat volgens haar gedaagde formeel geen verweer meer mag voeren en het verzoek dus had moeten inwilligen.
Subsidiair stelt eiseres met verwijzing naar artikel 2 lid8 van de WAA dat gedaagde geen zwaarwegend belang heeft om haar verzoek te weigeren. Zij stelt daartoe dat het argument dat gedaagde graag ziet dat de cliënten met één en dezelfde persoon binnen de firma contact hebben, gezien de huidige situatie, niet staande kan worden gehouden als een zwaarwegend bedrijfsbelang, nu er in de praktijk meerdere parttimers werken. Eiseres wijst erop dat haar huidige functie bij gedaagde een puur administratieve functie is. Zij verzorgt de creditnota’s en de prijswijzigingen.
Eiseres heeft betoogd dat zij ermee in kan stemmen 16 uur per week te werken. Ten tijde van de mondelinge behandeling heeft zij aangegeven dat zij ook bereid is om 18 uur over drie dagen te werken. Een vierde dag is moeilijk, zo stelt eiseres, omdat zij dan niet meer gebruik kan maken van de opvang door haar moeder en zus. Voor een halve dag een plaats op een kinderdagverblijf zoeken is, gelet op de kosten geen optie, ook al omdat de werkgever zich niet bereid heeft getoond een deel van de kosten te dragen, zo stelt eiseres.
Bij wijze van voorlopige voorziening vordert eiseres gedaagde veroordelen om te gedogen dat eiseres haar werkzaamheden zal verrichten op twee hele dagen per week, te weten dinsdag en donderdag, zulks in totaal van 16 uur per week, althans een zodanige verdeling van dit aantal arbeidsuren te bepalen over de week als de kantonrechter zal vermenen te behoren, alles op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag bij gebreke ervan.
Eiseres heeft aangevoerd dat zij een spoedeisend belang heeft, omdat de werkgever naar de oude situatie wenst terug te keren.
3. Gedaagde heeft de vordering gemotiveerd betwist.
Primair heeft zij aangevoerd dat eiseres niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat hetgeen wordt gevorderd in de kern een verklaring voor recht is en dit niet wordt gerelateerd aan een bodemprocedure. Voorts is betoogd dat het niet is toegestaan binnen twee jaar hetzelfde verzoek te doen, hetgeen volgens gedaagde in casu is gebeurd.
Gedaagde heeft aangegeven dat zij wel een zwaarwegend bedrijfsbelang belang heeft om het verzoek af te wijzen. Kort gezegd komt het erop neer dat de kleine afdeling van de binnenverkoop een hecht team is en moet zijn waarin een hoge mate van inwisselbaarheid en gelijkwaardigheid qua informatie dient te bestaan. Per dag worden er wel 120 à 130 orders verwerkt. Verkoop Binnen onderhoudt het contact met de klant voorafgaande aan een order, tijdens de verwerking van een order en na aflevering van een order. Gedaagde heeft betoogd dat er slechts 9 mensen permanent op kantoor zijn en zij dus materieel gezien gelijkgesteld dient te worden met een bedrijf van minder dan 10 werknemers. Gedaagde wijst erop dat niemand anders op de afdeling Verkoop Binnen minder dan 95% werkt.
Ten tijde van de mondelinge behandeling is door gedaagde medegedeeld dat sedert vorige zomer een reorganisatie heeft plaatsgevonden vanwege slechte bedrijfsresultaten en dat als gevolg daarvan de omvang van de functie van eiseres thans sowieso niet meer dan 24 uur zou zijn, zodat het vervullen van de functie door twee parttimers geen optie is.
Beoordeling van het geschil
4. Nu de werkgeefster heeft aangekondigd dat de tijdelijke gedoogsituatie zal worden beëindigd heeft, eiseres een spoedeisend belang bij een voorlopige voorziening totdat in een bodemprocedure definitief zal zijn beslist.
5. In haar brief van 16 september 2003 geeft eiseres aan:
Gaarne verneem ik van u welke dagen ik met ingang van medio januari 2004 kan komen werken.
Op grond daarvan concludeert de kantonrechter vooralsnog dat het schriftelijke verzoek d.d. 16 september 2003 tijdig is gedaan en de reactie daarop van gedaagde ook.
In dit verband is van belang dat juist bij een zwangerschap en bevalling het vooraf vaak niet exact is aan te geven wanneer een werkneemster weer gaat werken. In casu staat vast dat eiseres de wijziging in arbeidsduur pas wenste te laten in te gaan op het moment dat zij daadwerkelijk weer ging werken. Wanneer eiseres precies weer is gaan werken is gesteld noch gebleken.
Ten overvloede wordt nog overwogen dat zo het verzoek iets te laat zou zijn gedaan, die vier maanden geen fatale termijn is.
6. Artikel 2 lid 3 van WAA geeft aan dat na afwijzing het verzoek pas na twee jaar weer mag worden ingediend.
In casu is het voorlopige oordeel van de kantonrechter dat er geen sprake is van een herhaald verzoek aan de werkgever.
Daar waar de werkgeefster in haar brief enerzijds het verzoek afwijst, geeft zij anderzijds impliciet toch aan wat nog wel zou kunnen. Hierdoor wordt bij eiseres de indruk gewekt dat er nog onderhandelingsruimte is. Vervolgens spreken partijen een tijdelijke oplossing af. In die gedoogperiode komt men er niet uit. Dat eiseres dan de zaak voorlegt aan de kantonrechter zal in een bodemprocedure niet snel als een herhaald verzoek worden beschouwd. Veeleer zal worden geoordeeld dat eiseres de eerste afwijzing ter toetsing voorlegt.
7. Met gedaagde is de kantonrechter van oordeel dat het argument dat het de afgelopen negen maanden goed ging, niet op gaat, omdat in die enerzijds eiseres ander werk deed en anderzijds gedaagde steeds heeft aangegeven dat zij die situatie niet wenst.
8. Alle argumenten die de gemachtigde van gedaagde heeft aangevoerd kwamen erop neer dat de functie feitelijk niet in deeltijd kan worden vervuld. Ten tijde van de mondelinge behandeling gaf de directeur van gedaagde echter aan dat de functie niet meer volledig vervuld kon worden. Wel wenste men dat degene die deze functie parttime vervult, op zoveel mogelijk dagen aanwezig is.
Een en ander leidt ertoe dat voorshands wordt geoordeeld dat er van de zijde van de werkgeefster geen zwaarwegende belangen zijn om het verzoek tot werktijdvermindering in te willigen.
Gelet op hetgeen beide partijen over en weer hebben toegegeven op dit punt, komt het de kantonrechter voor dat 18 uur redelijk is.
9. Resteert de spreiding van de uren. De wet bepaalt dat de werkgever de gewenste spreiding van de uren kan wijzigen indien hij daarbij een zodanig belang heeft dat de wens van de werknemer daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.
Vooralsnog heeft de werkgever voldoende aannemelijk gemaakt dat een spreiding over zoveel mogelijk dagen, gelet op de aard van de functie op zich wenselijk is. Daarbij wordt uitdrukkelijk overwogen dat de kantonrechter vooralsnog ervan overtuigd is dat het een “conditio sine qua non” is.
Anderzijds moet niet uit het oog worden verloren dat, als het voorstel van gedaagde wordt gevolgd, eiseres op 4 dagen oppas moet zoeken.
Dat zulks extra kosten met zich meebrengt, is evident. Nu gedaagde vooralsnog niet bereid is bij te dragen in de kosten van kinderopvang komt het de kantonrechter voor dat in een bodemprocedure niet zal worden geoordeeld dat, ook alle andere omstandigheden in aanmerking nemende, de wens van de werknemer moet wijken voor het belang van werkgeefster.
Derhalve zal bij wijze van voorlopige voorziening worden geoordeeld dat gedaagde, totdat in een bodemprocedure is beslist, eiseres haar werkzaamheden zal verrichten gedurende 18 uur per week, verdeeld over dinsdag, woensdag en donderdag.
10. De gevraagde dwangsom zal niet worden opgelegd.
Beide partijen hebben benadrukt dat de verstandhouding nog immer uitstekend is. De kantonrechter gaat er dan ook vanuit dat dwangsommen niet nodig zijn
11. De kantonrechter vindt aanleiding de kosten te compenseren.
Beslissing
De kantonrechter:
Bij voorlopige voorziening
veroordeelt gedaagde te gedogen dat eiseres haar werkzaamheden zal verrichten op drie dagen per week, te weten dinsdag, woensdag en donderdag, zulks in totaal van 18 uur per week;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.Kemp-Randewijk, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 november 2004, in aanwezigheid van de griffier.