rolnummer : 57473 / KG ZA 04-187
datum : 16 december 2004
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat en procureur mr. J.H. Silfhout,
[gedaagde],
thans verblijvend op het bureau van de Politie Zuid-Holland Zuid aan de [adres] te Dordrecht,
gedaagde,
advocaat mr. N. van der Kruk te Hoorn,
procureur mr. J.A. Visser.
Partijen worden hieronder aangeduid als [eiseres] en [gedaagde].
1. De voorzieningenrechter heeft ter terechtzitting van 16 december 2004 kennis genomen van de volgende processtukken:
* dagvaarding van 16 december 2004, met producties.
2. De zitting is enige tijd geschorst. Vervolgens heeft de voorzieningenrechter uitspraak gedaan.
3. Op grond van de - in zoverre niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken - stellingen van partijen en in het geding gebrachte producties wordt in dit geding van het volgende uitgegaan:
4. Partijen hebben voorheen een affectieve relatie gehad. Uit deze relatie is op 17 augustus 1997 te Hoorn de zoon [kind eiseres + gedaagde] (hierna: [het kind]) geboren. [eiseres] heeft alleen het gezag gehad over [het kind] totdat bij beschikking van 9 september 2004 is bepaald dat partijen gezamenlijk met het gezag worden belast.
5. [gedaagde] heeft [het kind] omstreeks 25 oktober 2004 zonder medeweten van [eiseres] meegenomen naar Tunesië.
6. De voorzieningenrechter van de rechtbank te Alkmaar heeft bij vonnis in kort geding van 26 november 2004 (kenmerk 423/2004 JJ; hierna te noemen: het kort geding vonnis) [gedaagde] bij verstek veroordeeld tot afgifte van [het kind] aan [eiseres] binnen 24 uur na betekening van het vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag met een maximum van € 25.000,-. Het vonnis is uitvoerbaar verklaard bij voorraad. [eiseres] heeft een exploit van betekening aan [gedaagde] de dato 29 november 2004 van het kort gedingvonnis overgelegd.
7. [eiseres] heeft de kantonrechter te Dordrecht verzocht om alleen met het gezag over [het kind] te worden belast (zaaknummer 151434 VC VERZ). De zitting in dit verzoek vindt heden, 16 december 2004 om 13.00 uur, plaats.
8. [gedaagde] verblijft thans op voormeld politiebureau op verdenking van kinderontvoering.
9. [eiseres] vordert- kort samengevat - dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I het kort geding vonnis uitvoerbaar bij lijfsdwang wordt verklaard;
II [eiseres] verlof wordt verleend tot dadelijke tenuitvoerlegging van de lijfsdwang en derhalve de termijn zoals bedoeld in artikel 591 Rv. op nihil wordt gesteld;
III [gedaagde] wordt veroordeeld in de kosten van dit geding, salaris procureur daaronder begrepen.
Zij stelt daartoe het volgende.
10. [gedaagde] heeft [het kind] ontvoerd. Waarschijnlijk bevindt [het kind] zich nu in Tunesië. [eiseres] veronderstelt dat [gedaagde] naar Nederland is teruggekeerd om verweer te voeren op het verzoek van [eiseres] tot verkrijging van het eenhoofdig gezag over [het kind]. De opgelegde dwangsom sorteert geen effect nu de man in Nederland geen verhaal biedt. Daarom vordert [eiseres] lijfsdwang. [eiseres] vordert verlof tot dadelijke tenuitvoerlegging omdat anders [gedaagde] terug zou kunnen reizen naar Tunesië en aldus de aanzienlijke kans bestaat dat [eiseres] [het kind] nooit meer terug zal zien.
11. De conclusie van [gedaagde] strekt tot afwijzing van de vordering met veroordeling van [eiseres] in de kosten van het geding. De inhoud van zijn verweer zal hierna voor zover nodig nader worden omschreven.
12. Vast staat dat [gedaagde] [het kind] heeft meegenomen naar Tunesië zonder dat [eiseres] daarvan van tevoren op de hoogte was gesteld, laat staan daarvoor toestemming heeft verleend. Eveneens staat de verplichting vast van [gedaagde] om [het kind] aan [eiseres] over te dragen. Dit volgt uit het kort gedingvonnis, dat uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.
13. Uitgangspunt moeten blijkens internationale verdragen en de rechtspraak zijn dat eigenrichting in de vorm van kinderontvoering moet worden bestreden. [het kind] heeft steeds hoofdverblijf gehad bij [eiseres], en dat is niet gewijzigd. [eiseres] heeft er dan ook aanspraak op dat het kind wordt terug gebracht, zoals dat ook in het kort geding vonnis is bepaald. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om de executie van dat vonnis te schorsen.
14. [gedaagde] heeft ter zitting aangegeven dat hij niet voornemens is om aan het kort geding vonnis gevolg te geven. [gedaagde] stelt dat het niet in het belang van [het kind] zou zijn om terug te keren naar [eiseres]. [eiseres] zou al vanaf de geboorte slecht voor [het kind] hebben gezorgd, de partner van [eiseres] zou discriminerende opmerkingen maken, [het kind] zou bij de oppas vuurwapens hebben gezien en het is steeds moeilijk geweest om afspraken te maken met [eiseres]. De stellingen van [gedaagde] zijn op dit punt vaag en onvoldoende onderbouwd en geven geen aanleiding om af te wijken van de hoofdregel dat vonnissen behoren te worden nageleefd.
15. De stelling van [gedaagde] dat het in de gezagszaak gelaste onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming moet worden afgewacht, doet hieraan evenmin af. Dat onderzoek kan immers even goed plaats vinden na de teruggeleiding van [het kind].
16. De stelling van [eiseres] dat lijfsdwang de enige mogelijkheid is die nog rest om naleving van het kort geding vonnis af te dwingen, is aannemelijk. De dwangsommen en de dreiging van de sterke arm die in het kort geding vonnis zijn neergelegd, zijn daartoe in ieder geval onvoldoende gebleken. Voorts is aannemelijk dat [gedaagde] zich aan executie van het vonnis zal onttrekken door het land te verlaten.
17. De voorzieningenrechter ziet dan ook aanleiding om het gevorderde toe te wijzen, inclusief het gevorderde verlof tot dadelijke tenuitvoerlegging.
18. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] worden veroordeeld in de proceskosten.
De beslissing in kort geding
verklaart het kort gedingvonnis de dato 26 november 2004 (KG nummer: 423/2004 JJ) gewezen door de voorzieningenrechter van de rechtbank Alkmaar uitvoerbaar bij lijfsdwang;
verleent [eiseres] verlof tot dadelijke tenuitvoerlegging van de lijfsdwang en stelt derhalve de termijn zoals bedoeld in artikel 591 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op nihil;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiseres] bepaald op:
* € 816,-- aan salaris van de procureur,
* € 83,78 aan dagvaardingskosten,
* € 190,- aan in debet gesteld griffierecht,
derhalve € 1.089,78 in totaal, welk bedrag ingevolge artikel 243 Rv dient te worden voldaan aan de griffier van de rechtbank Dordrecht;
verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Croes en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 december 2004.