ECLI:NL:RBDHA:2025:985
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling asielaanvraag van Senegalese eiser in het licht van de aanwijzing van Senegal als veilig land van herkomst
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 28 januari 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:985, wordt het beroep van een Senegalese eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser had op 10 november 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd op 19 november 2024 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank behandelt de zaak op 9 december 2024 en schorst de behandeling omwille van een vergelijkbare rechtsvraag die door een meervoudige kamer zal worden beantwoord. De rechtbank concludeert dat de aanwijzing van Senegal als veilig land van herkomst niet op een draagkrachtige motivering berust. De minister heeft de asielaanvraag van eiser onzorgvuldig behandeld en ten onrechte afgewezen.
De eiser, geboren in 1982, heeft zijn asielaanvraag onderbouwd met de vrees voor schuldeisers en mogelijke vervolging bij terugkeer naar Senegal. De rechtbank oordeelt dat de minister de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser op goede gronden ongeloofwaardig heeft geacht, maar dat de afwijzing als kennelijk ongegrond niet terecht was. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en wijst de asielaanvraag af als ongegrond, maar bepaalt dat de vertrektermijn vier weken bedraagt. De rechtbank veroordeelt de minister tot betaling van proceskosten aan eiser, vastgesteld op € 2.721,-.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige motivering bij de aanwijzing van landen als veilig en de rechten van asielzoekers in het licht van de Europese richtlijnen.