ECLI:NL:RBDHA:2025:9839

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 mei 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
NL25.17307
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag van Syrië afkomstige vreemdeling

In deze zaak heeft eiseres, een vreemdeling afkomstig uit Syrië, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiseres heeft haar aanvraag op 19 juni 2023 ingediend en de minister op 25 maart 2025 in gebreke gesteld. Vervolgens heeft zij op 14 april 2025 beroep ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister een besluit- en vertrekmoratorium heeft ingesteld voor asielaanvragen van personen afkomstig uit Syrië, waardoor de beslistermijn is verlengd tot maximaal 21 maanden. Echter, op het moment dat eiseres de minister in gebreke stelde, was deze termijn al overschreden.

De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiseres ontvankelijk en gegrond is, ondanks het geldende besluitmoratorium. De rechtbank legt de minister een termijn van zes weken op om alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Indien de minister deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast wordt de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 30 mei 2025.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.17307
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. I. Petkovski), en
de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend, omdat de minister niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank vindt het in deze zaak niet nodig om partijen uit te nodigen voor een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2

Is het beroep van eiseres ontvankelijk en gegrond?

3. Eiseres heeft haar aanvraag ingediend op 19 juni 2023. Eiseres heeft de minister op 25 maart 2025 in gebreke gesteld en heeft vervolgens op 14 april 2025 beroep ingesteld.
4. Bij besluit van 11 december 20243 heeft de minister met ingang van 14 december 2024 een besluit- en vertrekmoratorium ingesteld voor asielaanvragen van personen afkomstig uit Syrië. Op grond van artikel 2 van het besluit tot instelling van het besluitmoratorium wordt de beslistermijn voor asielaanvragen van uit Syrië afkomstige vreemdelingen verlengd met een jaar tot ten hoogste 21 maanden.4 In beginsel zou dit betekenen dat de minister nu niet op de aanvraag van eiseres hoeft te beslissen. Echter, op het moment dat eiseres de minister in gebreke stelde en beroep instelde tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag, was de maximale beslistermijn van 21 maanden overschreden.5
1. Artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:2, onder b, en 6:12, tweede lid, van de Awb.
3 Staatscourant van 13 december 2024, nr. 41538.
5. Dit betekent dat het beroep van eiseres, ondanks de gelding van het besluitmoratorium, kennelijk ontvankelijk en gegrond is.

Welke nadere beslistermijn legt de rechtbank aan de minister op?

6. De rechtbank geeft in beginsel een termijn van twee weken na de dag van verzending van de uitspraak om alsnog een besluit te nemen. Er kunnen omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat de rechtbank een andere termijn geeft.6
7. Uit de beschikbare stukken blijkt dat eiseres inmiddels is gehoord omtrent haar asielmotieven. Verder heeft de rechtbank al vastgesteld dat de maximale beslistermijn van 21 maanden is overschreden.
8. De rechtbank overweegt dat de termijn van 21 maanden ziet op de beslistermijn. Dit moet worden onderscheiden van de nadere beslistermijn die de rechtbank met deze uitspraak oplegt. Bij het bepalen van een passende nadere beslistermijn maakt de rechtbank een afweging. Daarbij moet zij rekening houden met zowel het belang van een snelle als een zorgvuldige besluitvorming.7 De omstandigheid dat de beslistermijn van 21 maanden is overschreden, is één van de aspecten die de rechtbank in deze afweging meeweegt.
9. De rechtbank bepaalt dat de minister binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak besluiten op de aanvraag bekend moet maken. De rechtbank acht het niet onmogelijk voor de minister om binnen deze termijn op zorgvuldige wijze een besluit te nemen. Omdat de beslistermijn van 21 maanden is overschreden, legt de rechtbank een kortere nadere beslistermijn op dan de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) met het 8+8-wekenmodel heeft ontwikkeld in haar uitspraak van 8 juli 20208.
Legt de rechtbank de minister een rechterlijke dwangsom op?
10. In het geval het bestuursorgaan niet tijdig heeft beslist, dan draagt de bestuursrechter het bestuursorgaan op om dit binnen een bepaalde termijn alsnog te doen. De bestuursrechter verbindt aan het niet naleven daarvan een dwangsom.9 In artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (Tijdelijke wet)10 was bepaald dat deze bepalingen niet van toepassing zijn op een besluit op een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De ABRvS heeft echter in haar uitspraak van 30 november 202211 geoordeeld dat deze bepaling uit de Tijdelijke wet op dit punt onverbindend was. Dit betekent dat de bestuursrechter aan de minister wél opdraagt om binnen een bepaalde termijn alsnog een besluit bekend te maken en dat de bestuursrechter aan het niet naleven door de minister een dwangsom verbindt.
4 Artikel 43, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
5 Artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn.
6 Artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb.
7 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1560.
9 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
10 De Tijdelijke wet was van kracht van 11 juli 2021 tot 15 april 2025 en is op deze zaken nog van toepassing.
11. De rechtbank verbindt aan haar uitspraak een dwangsom overeenkomstig het beleid dat de rechtbanken in dit verband hebben vastgesteld.12 De rechtbank bepaalt in deze zaak dat de minister een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de minister de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog overschrijdt. Daarbij geldt een maximum van € 15.000,-.
Conclusie en gevolgen
12. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en dat de minister binnen zes weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als de minister dat niet doet, verbeurt hij een dwangsom.
13. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres ook een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. De minister moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag, omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op om
  • bepaalt dat de minister aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
30 mei 2025
12 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb. Zie https://www.rechtspraak.nl/Onderwerpen/Overheidsorganisatie-beslist-niet-op-tijd/Paginas/extra-dwangsom.aspx.

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.