ECLI:NL:RBDHA:2025:9774

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 mei 2025
Publicatiedatum
3 juni 2025
Zaaknummer
C/09/681791 FT RK 25/279 en C/09/681792 / FT RK 25/280
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een schuldregeling met meerdere schuldeisers

In deze zaak heeft de heer [naam 1] een verzoek ingediend bij de Rechtbank Den Haag om een dwangakkoord op te leggen aan zijn schuldeisers, Rotsvast Verhuur & Vastgoedbeheer en [bedrijfsnaam]. De heer [naam 1] verkeert in een problematische schuldensituatie met een totale schuldenlast van € 47.337,22 aan 26 schuldeisers. Hij heeft een voorstel gedaan waarbij een deel van de vordering wordt voldaan en het resterende deel wordt kwijtgescholden. De meerderheid van de schuldeisers heeft ingestemd met dit voorstel, maar Rotsvast en [bedrijfsnaam] hebben geweigerd. De rechtbank heeft op 26 mei 2025 besloten het verzoek van de heer [naam 1] toe te wijzen, omdat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd en de weigering van de twee schuldeisers onredelijk is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heer [naam 1] het maximaal haalbare voorstel heeft gedaan en dat de belangen van de schuldeisers die wel hebben ingestemd zwaarder wegen dan die van de weigerende schuldeisers. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de aard van de vordering van [bedrijfsnaam] niet van doorslaggevende betekenis is. Het verzoek om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) is afgewezen, omdat het dwangakkoord is toegewezen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummers: C/09/681791 / FT RK 25/279 en C/09/681792 / FT RK 25/280
vonnis van 26 mei 2025
in de zaak van
[naam 1],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
hierna: de heer [naam 1] ,
tegen
Rotsvast Verhuur & Vastgoedbeheer, vertegenwoordigd door BBU Juristen & Incasso’s,
gevestigd te Utrecht,
hierna: Rotsvast,
Deurwaarder.com,
gevestigd te Lelystad,
Essent, vertegenwoordigd door Rosmalen Gerechtsdeurwaarders B.V.,
gevestigd te Den Bosch,
hierna: Essent,
[bedrijfsnaam] , vertegenwoordigd door Van Beest, Knol & Vermeulen,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: [bedrijfsnaam] ,
Intrum/Infomedics, vertegenwoordigd door Yards,
gevestigd te Amsterdam,
hierna: Intrum/Infomedics,
verweersters.
Waar deze zaak over gaat
De heer [naam 1] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Hij heeft een voorstel gedaan aan zijn schuldeisers, waarbij een deel van de vordering wordt voldaan en het resterende deel door de schuldeisers wordt kwijtgescholden. Omdat niet alle schuldeisers met dit voorstel hebben ingestemd, heeft de heer [naam 1] de rechtbank verzocht het aangeboden akkoord dwingend op te leggen. Dit verzoek wordt door de rechtbank toegewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De feiten waar de rechtbank van uit gaat

1.1.
De heer [naam 1] heeft de afgelopen jaren een schuldenlast opgebouwd van € 47.337,22 aan 26 schuldeisers. Het is de heer [naam 1] niet gelukt om zelf een oplossing te vinden voor deze schulden. Met behulp van de gemeente [woonplaats] heeft hij voor het laatst op 21 augustus 2024 een schuldregeling aangeboden (prognoseakkoord). Dit voorstel houdt in dat over een periode van 18 maanden aan de schuldeisers met een recht van voorrang een uitkering wordt aangeboden van 24,88% en aan de gewone schuldeisers een uitkering van 12,44%, tegen kwijtschelding van het restant van hun vorderingen. Deze percentages zijn gebaseerd op de afloscapaciteit van de heer [naam 1] op basis van zijn inkomen. Dat betekent dat de afloscapaciteit (en daarmee ook de uiteindelijke uitkering aan de schuldeisers) eventueel hoger of lager kan uitvallen.
1.2.
Rotsvast en [bedrijfsnaam] zijn niet akkoord gegaan met dit voorstel. De heer [naam 1] heeft een schuld aan Rotsvast van € 3.027,48. Dat is 6,4% van de totale schuldenlast. De schuld aan [bedrijfsnaam] bedraagt € 2.045,58. Dat is 4,32% van de totale schuldenlast.
1.3.
De overige 24 schuldeisers hebben het aanbod (uiteindelijk) aanvaard.
1.4.
Om tot een oplossing voor zijn schulden te komen heeft de heer [naam 1] bij de rechtbank twee verzoeken ingediend. In de eerste plaats wil hij dat de rechtbank Rotsvast en [bedrijfsnaam] dwingt mee te werken aan de schuldregeling (een dwangakkoord oplegt). Wanneer de rechtbank dit verzoek afwijst, wil hij worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP).

2.De procedure

2.1.
Bij brief van 25 april 2025 heeft Deurwaarder.com laten weten alsnog akkoord te
gaan met het voorstel dat door verzoeker is gedaan.
2.2.
Bij brief van 4 april 2025 heeft Essent laten weten alsnog akkoord te gaan met het
voorstel dat door verzoeker is gedaan.
2.3.
Bij brief van 2 april 2025 heeft Intrum/Infomedics laten weten alsnog akkoord te gaan
met het voorstel dat door verzoeker is gedaan.
2.4.
De verzoeken van de heer [naam 1] zijn behandeld op de zitting van 12 mei 2025. Op deze
zitting verschenen:
- de heer [naam 1] ,
- [naam 2] , schuldhulpverlener van de gemeente [woonplaats] ,
- [naam 3] , namens [bedrijfsnaam] .
2.5.
Rotsvast is opgeroepen, maar niet op de zitting verschenen.

3.Standpunten van partijen

3.1.
Met het akkoord van Deurwaarder.com, Essent en Intrum/Infomedics richt het verzoek zich niet langer tegen deze schuldeisers.
3.2.
De heer [naam 1] stelt dat het onredelijk is dat Rotsvast en [bedrijfsnaam] het aanbod niet aanvaarden. Volgens hem heeft hij al het mogelijke gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden en kan hij niet meer aanbieden dan hij heeft gedaan.
3.3.
[bedrijfsnaam] stemt niet in met de aangeboden schuldregeling omdat de schuld niet te goeder trouw is aangegaan en het vertrouwen van [bedrijfsnaam] is geschaad.
3.4.
Rotsvast heeft haar standpunt niet kenbaar gemaakt aan de rechtbank.

4.De beoordeling van de verzoeken

4.1.
De rechtbank zal het verzoek van de heer [naam 1] om een dwangakkoord op te leggen toewijzen. Hieronder wordt dit oordeel toegelicht.
Het beoordelingskader van een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord
4.2.
Een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord kan worden toegewezen als aan twee voorwaarden is voldaan. Ten eerste moet de rechtbank vaststellen dat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd door een daartoe bevoegde instantie. Ten tweede moet de rechtbank aan de hand van een belangenafweging vaststellen dat het onredelijk is dat Rotsvast en [bedrijfsnaam] weigeren in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
De schuldbemiddeling moet zijn uitgevoerd door een bevoegde instantie
4.3.
De rechtbank stelt vast dat de schuldbemiddeling is uitgevoerd door de gemeente [woonplaats] . Dat betekent dat wordt voldaan aan de door wet gestelde voorwaarden, namelijk dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij.
De rechtbank moet een belangenafweging maken
4.4.
Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser vrijstaat om te verlangen dat zijn vordering volledig wordt betaald. Tegelijkertijd is het belangrijk dat mensen met problematische schulden zicht hebben op een schuldenvrije toekomst. De wetgever biedt daar verschillende regelingen voor, waarbij mensen met schulden zich maximaal moeten inspannen om zo veel mogelijk af te lossen en daarna schuldenvrij verder kunnen. Schuldeisers moeten dan vaak wel afstand doen (van een (groot) deel) van hun vordering. Daarom kunnen schuldeisers alleen onder bijzondere omstandigheden gedwongen worden om in te stemmen met een aangeboden schuldregeling.
4.5.
De rechtbank kan een zogenaamd ‘dwangakkoord’ opleggen wanneer de weigering van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden onredelijk is. Om te kunnen beoordelen of dat het geval is, moet de rechtbank de belangen van alle betrokkenen afwegen: van de verzoeker zelf, van de weigerende schuldeiser(s) en van de schuldeisers die wél hebben ingestemd. Op basis van die belangenafweging is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat een dwangakkoord hier op zijn plaats is.
De heer [naam 1] heeft het maximaal haalbare voorstel gedaan
4.6.
Het voorstel dat de heer [naam 1] aan zijn schuldeisers heeft gedaan is het maximaal haalbare. Een beter voorstel is niet mogelijk. De heer [naam 1] kampt sinds circa 30 jaar met schulden. Omstreeks 2010 is een eerder schuldhulpverleningstraject mislukt. De heer [naam 1] heeft al deze tijd overwegend fulltime gewerkt en op zijn schulden afgelost. Er is (desondanks) nog steeds sprake van een problematische schuldenlast. Doordat schuldeisers beslag legden op het inkomen zijn geregeld dienstverbanden beëindigd, tegen de wens van de heer [naam 1] in. Toch heeft de heer [naam 1] telkens een nieuwe baan gevonden. Het voorstel dat aan de schuldeisers is gedaan is gebaseerd op de inkomsten van de heer [naam 1] , die 40 uur per week werkt. De financiële positie is stabiel, de vaste lasten worden betaald en er ontstaan geen nieuwe schulden.
Deze regeling is in het belang van de andere schuldeisers
4.7.
De meerderheid van de schuldeisers, die samen ruim 89,28% van de totale schuldenlast vertegenwoordigen, heeft ingestemd met de aangeboden schuldregeling. De belangen van deze schuldeisers wegen, vanwege de gezamenlijke omvang, zwaarder dan die van Rotsvast en [bedrijfsnaam] .
4.8.
Uit de bij het verzoekschrift gevoegde stukken blijkt dat het dwangakkoord voor alle schuldeisers tot een gunstiger resultaat leidt dan de WSNP. Toepassing van de WSNP leidt tot hoge kosten, doordat de vergoeding van de bewindvoerder uit het gespaarde saldo wordt voldaan. Hierdoor blijft een lagere uitkering voor de schuldeisers over. In de aangeboden schuldregeling houdt de gemeente [woonplaats] gedurende de looptijd toezicht op de inkomsten en uitgaven van de heer [naam 1] , zodat gewaarborgd is dat het maximaal haalbare bedrag zal worden uitgekeerd aan de schuldeisers. Van het bedrag dat de heer [naam 1] spaart, worden de kosten voor schuldbemiddeling afgetrokken. De kosten voor schuldbemiddeling zijn minder hoog dan die van een bewindvoerder in een WSNP traject.
Argumenten van [bedrijfsnaam]
4.9.
[bedrijfsnaam] heeft nog aangevoerd dat de schuld niet te goeder trouw is ontstaan. Bij de
belangenafweging als bedoeld in artikel 287a lid 5, Fw hoeft de aard van de vordering geen doorslaggevende rol te spelen, maar kan die het belang van die schuldeiser bij diens weigering benadrukken. De rechtbank is van oordeel dat die aard, afgezet tegen voormeld gunstiger resultaat bij aanvaarding van het akkoord, niet van doorslaggevende betekenis is. Bovendien is de schuld aan [bedrijfsnaam] al in 2004 ontstaan.
Het WSNP-verzoek is niet langer aan de orde
4.10.
Omdat het verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord zal worden toegewezen, heeft de heer [naam 1] geen belang meer bij zijn verzoek om te worden toegelaten tot de WSNP. Dat verzoek zal daarom worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt Rotsvast en [bedrijfsnaam] in te stemmen met de onder 1.1 bedoelde schuldregeling;
- wijst het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling af.
Dit is een beslissing van mr. L. Mundt, rechter, in samenwerking met F.J. Knaap LL.B., griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2025.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan degene die in het ongelijk is gesteld gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof in Den Haag.