Uitspraak
De Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën),
2.de
Ontvanger van de Belastingdienst (kantoor Den Haag),
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 3 juni 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) over de vermogensrendementsheffing. [eiseres] had vorderingen ingediend tegen de Staat, waarin zij verzocht om terugbetaling van teveel geheven belasting over de jaren 2019 en 2020. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat [eiseres] niet-ontvankelijk is in haar vordering. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de kantonrechter niet bevoegd is om te oordelen over deze kwestie, aangezien het geschil in beginsel bij de bestuursrechter thuishoort. De kantonrechter heeft daarbij verwezen naar de 'massaal bezwaar-plus'-procedure die momenteel loopt en waarin de Hoge Raad zal oordelen over de rechtspositie van belastingplichtigen die geen bezwaar hebben gemaakt tegen hun aanslagen. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat zolang er een andere rechtsgang openstaat, de burgerlijke rechter niet kan ingrijpen. De vordering van [eiseres] is afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten van de Staat, die zijn begroot op € 678,00.