ECLI:NL:RBDHA:2025:9596
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het voortduren van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 30 mei 2025, wordt het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel is opgelegd op 5 maart 2025 op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft eerder de oplegging van de maatregel getoetst in een uitspraak van 24 maart 2025 en het voortduren van de maatregel in een uitspraak van 30 april 2025. De minister van Asiel en Migratie heeft een voortgangsrapportage overgelegd, waarop eiser niet heeft gereageerd. De rechtbank heeft het vooronderzoek op 26 mei 2025 gesloten en bepaald dat de zaak niet op zitting wordt behandeld.
De rechtbank overweegt dat indien de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000, zij het beroep gegrond kan verklaren en de maatregel kan opheffen of wijzigen. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring tot het sluiten van het onderzoek op 24 april 2025 rechtmatig was. Eiser heeft geen gronden aangevoerd tegen het voortduren van de maatregel, en de rechtbank ziet ambtshalve geen reden om te oordelen dat het voortduren van de bewaring onrechtmatig is.
Daarom verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. De uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van mr. I.S. Pruijn, griffier, en is openbaar uitgesproken.