ECLI:NL:RBDHA:2025:94

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 januari 2025
Publicatiedatum
6 januari 2025
Zaaknummer
NL24.49086
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en overdracht aan Spanje onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 januari 2025 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een Syrische nationaliteit hebbende man, zijn asielaanvraag in Nederland had ingediend op 4 augustus 2024. De minister van Asiel en Migratie, verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Spanje verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Dit besluit was gebaseerd op het feit dat de eiser op 26 maart 2024 illegaal via Spanje het grondgebied van de EU was binnengekomen, minder dan twaalf maanden voor zijn aanvraag in Nederland.

De eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, stellende dat het een onevenredige hardheid zou zijn om hem aan Spanje over te dragen, gezien zijn slechte ervaringen met de Spaanse autoriteiten en de opvangomstandigheden daar. De rechtbank overwoog dat het niet in geschil was dat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing was. De rechtbank oordeelde dat de minister voldoende gemotiveerd had waarom hij geen gebruik had gemaakt van de discretionaire bevoegdheid om de aanvraag zelf te behandelen op basis van artikel 17 van de Dublinverordening.

De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere individuele omstandigheden waren die een afwijking van de overdracht aan Spanje rechtvaardigden. De eerdere ervaringen van de eiser in Spanje waren al in het bestreden besluit betrokken en hoefden niet opnieuw te worden beoordeeld. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.49086

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S.A.M. Fikken),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 6 december 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1980 en de Syrische nationaliteit te hebben. Op 4 augustus 2024 heeft eiser een asielaanvraag in Nederland ingediend.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw. [1] Uit Eurodac blijkt dat eiser op 26 maart 2024 illegaal via Spanje het grondgebied van de lidstaten is ingereisd. Dit vond plaats minder dan twaalf maanden vóórdat eiser zijn asielaanvraag in Nederland indiende. Verweerder heeft op 12 augustus 2024 de Spaanse autoriteiten verzocht om eiser over te nemen op grond van artikel 13, eerste lid, van de Dublinverordening. [2] Spanje heeft dit verzoek op 27 september 2024 aanvaard.
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en beroept zich daarvoor op artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. Volgens eiser getuigt het van een onevenredige hardheid om hem over te dragen aan Spanje. In het Dublin aanmeldgehoor en de ingediende zienswijze heeft eiser zijn persoonlijke zeer slechte ervaringen met de Spaanse autoriteiten naar voren gebracht. Hij heeft daarbij gewezen op de opvangomstandigheden in Spanje en de behandeling door de Spaanse politie. Verweerder heeft ten onrechte niet gemotiveerd of eisers ervaringen in Spanje bijzondere, individuele omstandigheden zijn die maken dat de overdracht aan Spanje van een onevenredige hardheid getuigt.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Het is niet in geschil dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers asielaanvraag. Ook is niet in geschil dat ten aanzien van Spanje van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.
5. Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening heeft verweerder een discretionaire bevoegdheid. Hierin is bepaald dat in afwijking van artikel 3, eerste lid, elke lidstaat kan besluiten een bij hem ingediend verzoek om internationale bescherming van een onderdaan van een derde land of een staatloze te behandelen, ook al is hij daartoe op grond van de in deze verordening neergelegde criteria niet verplicht. Verweerder maakt hier terughoudend gebruik van, namelijk in situaties waarin overdracht getuigt van onevenredige hardheid. [3]
6. Verweerder heeft in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd waarom hij geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om op grond van artikel 17 van de Dublinverordening de behandeling van eisers asielaanvraag aan zich te trekken. Verweerder heeft in redelijkheid kunnen beslissen dat in dit geval geen sprake is van bijzondere individuele omstandigheden waarvan zou moeten worden afgezien van overdracht aan Spanje vanwege onevenredige hardheid. De eerdere ervaringen van eiser in Spanje heeft verweerder al betrokken in het bestreden besluit in het kader van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Verweerder hoefde daarom deze ervaringen niet opnieuw te beoordelen in het kader van artikel 17 van de Dublinverordening. Dit volgt ook uit de uitspraak van de Afdeling van 2 mei 2024. [4]
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 6 januari 2025 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van A.S.J.I. Hendrickx, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) Nr. 604/2013.
3.Hoofdstuk C2/5 van de Vreemdelingencirculaire 2000.