Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser,
de minister van Asiel en Migratie, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 januari 2025 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een Syrische nationaliteit hebbende man, zijn asielaanvraag in Nederland had ingediend op 4 augustus 2024. De minister van Asiel en Migratie, verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Spanje verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Dit besluit was gebaseerd op het feit dat de eiser op 26 maart 2024 illegaal via Spanje het grondgebied van de EU was binnengekomen, minder dan twaalf maanden voor zijn aanvraag in Nederland.
De eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, stellende dat het een onevenredige hardheid zou zijn om hem aan Spanje over te dragen, gezien zijn slechte ervaringen met de Spaanse autoriteiten en de opvangomstandigheden daar. De rechtbank overwoog dat het niet in geschil was dat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing was. De rechtbank oordeelde dat de minister voldoende gemotiveerd had waarom hij geen gebruik had gemaakt van de discretionaire bevoegdheid om de aanvraag zelf te behandelen op basis van artikel 17 van de Dublinverordening.
De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere individuele omstandigheden waren die een afwijking van de overdracht aan Spanje rechtvaardigden. De eerdere ervaringen van de eiser in Spanje waren al in het bestreden besluit betrokken en hoefden niet opnieuw te worden beoordeeld. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen de uitspraak.