In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser behandeld tegen de minister van Asiel en Migratie. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid in het kader van nareis, maar de minister heeft niet tijdig beslist op deze aanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor de minister om te beslissen is overschreden en dat eiser rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard.
De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen daarmee instemden. De rechtbank wijst het verzoek van de minister om aanhouding van de behandeling van het beroep af, omdat dit de prikkel voor de minister om tijdig te beslissen zou wegnemen. De rechtbank legt de minister een termijn van acht weken op om alsnog een besluit te nemen, met de mogelijkheid van een verlenging tot twintig weken als de minister nader onderzoek aanbiedt.
Daarnaast is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 453,50, en het door hem betaalde griffierecht van € 194,- moet door de minister worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt op 23 mei 2025.