In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 23 mei 2025, wordt het beroep van een Poolse eiser beoordeeld die geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland. De eiser, die in Nederland dakloos is en geen werk heeft, is door de minister van Asiel en Migratie een verwijderingsmaatregel opgelegd. De rechtbank oordeelt dat de minister ten onrechte heeft bepaald dat de eiser naar Polen moet terugkeren, aangezien het Unierecht ook toestaat dat hij naar een andere lidstaat kan gaan. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, met uitzondering van de vereiste terugkeer naar Polen. De rechtbank concludeert dat de minister voldoende informatie heeft verstrekt over hoe de eiser zijn verblijf daadwerkelijk en effectief kan beëindigen, en dat de opgelegde vertrektermijn van één maand niet onredelijk is. De rechtbank veroordeelt de minister in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 1.814,-.