ECLI:NL:RBDHA:2025:9231
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser, van Turkse nationaliteit, heeft zijn aanvraag ingediend, maar de minister heeft deze niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, waarbij Oostenrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 29 april 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister aanwezig waren, maar eiser zelf niet. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft.
De rechtbank overweegt dat de minister in het algemeen mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat recentelijk door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is bevestigd. Eiser heeft aangevoerd dat de asielprocedure en opvang in Oostenrijk niet voldoen aan de eisen, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat er ernstige, structurele tekortkomingen zijn. De rechtbank concludeert dat de minister mag aannemen dat Oostenrijk zijn internationale verplichtingen zal nakomen en dat er geen reëel risico is op een met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest strijdige behandeling.
De rechtbank wijst erop dat indien eiser in Oostenrijk problemen ondervindt, hij daarover kan klagen bij de Oostenrijkse autoriteiten. De rechtbank besluit dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, en is openbaar gemaakt op 8 mei 2025.