7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel
De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
Zaaksdossier 1
- [naam 22] , van een bedrag van € 820 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [naam 23] , van een bedrag van € 1.182 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [naam 24] , van een bedrag van € 650 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [naam 25] , van een bedrag van € 1.149,96 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [naam 17] , van een bedrag van € 1.535 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [naam 26] , van een bedrag van € 1.050 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [naam 1] , van een bedrag van € 38,80 ter zake van materiële schade bestaande uit de kosten voor de aanschaf van een nieuw rijbewijs en te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [naam 27] , van een bedrag van € 550 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [naam 28] , tot een ongespecificeerd bedrag aan materiële en immateriële schade en te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [naam 29] , van een bedrag van € 1.650 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [naam 30] , van een bedrag van € 1.680 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [naam 31] , van een bedrag van € 2.500 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [naam 32] , van een bedrag van € 2.500 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag, € 450 ter vergoeding van immateriële schade en te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [naam 33] , van een bedrag van € 2.100 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [naam 34] , van een bedrag van € 850 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [naam 35] , van een bedrag van € 620 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [naam 36] , van een bedrag van € 1.250 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [naam 37] , van een bedrag van € 2.745 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [naam 38] , van een bedrag van € 4.075 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [naam 39] , van een bedrag van € 730 ter zake van materiële schade bestaande uit een geldbedrag en te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [naam 40] , tot een ongespecificeerd bedrag aan materiële en immateriële schade en te vermeerderen met de wettelijke rente;
7.1Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle vorderingen van de benadeelde partijen toewijsbaar zijn, voor zover deze vorderingen zien op de vergoeding van materiële schade die is geleden door de afboekingen van de rekeningen van de benadeelde partijen en het aanschaffen van nieuwe identiteitsbewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ter zake van de feiten waar sprake is van medeplegen, heeft de officier van justitie gevorderd tot hoofdelijke aansprakelijkheid met de medeverdachte(n). De benadeelde partijen moeten voor het overige voor de materiële schade alsook voor de gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk worden verklaard.
7.2Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, gelet op de door hem bepleite vrijspraak, primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat er sprake is van verjaring, nu artikel 3:310 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat een vordering verjaart na vijf jaar nadat er bekendheid is met de schade en de aansprakelijke persoon, wat betekent dat de onderhavige vorderingen ook om die reden niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de rol van de verdachte zodanig beperkt was dat niet gesproken kan worden van een causaal verband tussen de gevorderde schade en de door de verdachte verrichte handelingen en de vorderingen derhalve afgewezen dienen te worden. Verder heeft de raadsman de hoogte van de vorderingen betwist.
7.3Het oordeel van de rechtbank
Verjaring van de vorderingen
Gelet op artikel 3:310, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek verjaart de rechtsvordering tot vergoeding van schade tegen de persoon die het strafbare feit heeft begaan niet zolang het recht tot strafvordering niet door verjaring is vervallen of door de dood van de aansprakelijke persoon is vervallen. De verjaringstermijn voor het misdrijf oplichting is gesteld op 12 jaren, terwijl het bewezen verklaarde feit heeft plaatsgevonden in de periode van 6 januari 2018 tot 30 oktober 2018. Het recht tot strafvordering, en daarmee de vorderingen van de benadeelde partijen, zijn dus nog niet verjaard.
Niet-ontvankelijkheid vorderingen
De benadeelde partijen [naam 28] , [naam 22] , [naam 23] , [naam 24] , [naam 25] , [naam 17] , [naam 26] , [naam 1] , [naam 27] (
zaaksdossier 1), [naam 40] , [naam 33] , [naam 34] , [naam 35] , [naam 36] , [naam 37] , [naam 38] en [naam 39] (
zaaksdossier 5) zal de rechtbank niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen, aangezien de verdachte ten aanzien van de feiten 1, 2, 3, 5, en 6 waarop de vorderingen betrekking hebben zal worden vrijgesproken.
De benadeelde partijen [naam 29] , [naam 30] , [naam 31] en [naam 32] (
zaaksdossier 4) zal de rechtbank niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen, aangezien de verdachte ten aanzien van dit zaaksdossier waarop de vorderingen betrekking hebben zal wordt vrijgesproken.
Dit brengt mee dat deze benadeelde partijen zullen worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vorderingen heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.