ECLI:NL:RBDHA:2025:912

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
09/220585-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal in vereniging met vrijspraak geweldscomponent

Op 22 januari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1993, die verdacht werd van diefstal in vereniging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten op 30 augustus 2022 in Zevenhuizen een gitaar, autosleutel en bankpas van de aangever heeft weggenomen. De verdachte en medeverdachten hadden een zakelijk geschil met de aangever, wat leidde tot het voornemen om verhaal te halen. Tijdens de uitvoering van dit plan is de aangever in zijn woning geconfronteerd met de groep, wat resulteerde in een conflict waarbij de aangever letsel opliep. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de geweldscomponent, omdat niet bewezen kon worden dat het geweld gepleegd was met het oogmerk om de diefstal te vergemakkelijken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en medeverdachten wel degelijk samenwerkten bij de diefstal, maar dat het geweld dat werd gebruikt niet gericht was op het plegen van de diefstal. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden. Daarnaast is de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor immateriële schade aan de aangever, vastgesteld op € 1.500,-, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/220585-22
Datum uitspraak: 22 januari 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 8 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. F.M. de Vries en van hetgeen door de verdachte en haar raadsman mr. P.B. Spaargaren naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van
8 januari 2025 - kort gezegd verdacht van:
  • primair: het medeplegen van diefstal met geweld van diverse goederen van [aangever] (hierna: aangever) op 30 augustus 2022 in Zevenhuizen;
  • subsidiair: het medeplegen van poging tot afpersing van aangever op 30 augustus 2022 in Zevenhuizen.
De volledige tekst van de gewijzigde tenlastelegging is te vinden in bijlage I bij dit vonnis.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Opgave van bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor het feit met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezen verklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit. De officier van justitie heeft met betrekking tot dit feit eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2022259474, van de politie eenheid Den Haag, district Alphen aan den Rijn – Gouda, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 292).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 8 januari 2025;
2. Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte, opgemaakt op 20 september 2022 (p. 23-31);
3. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] , opgemaakt op 30 augustus 2022 (p. 85-88);
4. Het proces-verbaal van verhoor van aangever [aangever] , opgemaakt op 31 augustus 2022 (p. 94-97);
5. Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] , opgemaakt op 22 september 2022 (p. 61-67).
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde, met uitzondering van het medeplegen van diefstal met geweld van de mobiele telefoon van aangever, kan worden bewezen.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich namens de verdachte op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake is geweest van diefstal met geweld, omdat het toegepaste geweld niet heeft plaatsgevonden met het oogmerk om de diefstal van goederen mogelijk te maken of te vergemakkelijken. Voor wat betreft het impliciet subsidiair ten laste gelegde medeplegen van diefstal heeft de raadsman zich, met uitzondering van de diefstal van de mobiele telefoon waarvoor de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Gelet op één en ander komt de rechtbank volgens de verdediging niet toe aan de beoordeling van het subsidiair ten laste gelegde medeplegen van een poging tot afpersing van aangever.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Inleiding
De medeverdachten in deze zaak zijn deels familie van elkaar en hebben deels dezelfde achternaam. [medeverdachte 1] is de zus van de verdachte. [medeverdachte 2] was de partner van de verdachte. [medeverdachte 3] is de stiefvader van [medeverdachte 1] en de vader van de verdachte. Om de leesbaarheid van dit vonnis te vergroten noemt de rechtbank hen waar nodig bij hun voornamen.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde medeplegen van diefstal bewezen. De rechtbank zal de verdachte echter van de strafverzwarende geweldscomponent vrijspreken. Dit wordt hierna toegelicht.
Juridisch kader diefstal met geweld
Om tot een bewezenverklaring van diefstal met geweld in vereniging gepleegd te komen, moet sprake zijn van (voorwaardelijk) opzet van de deelnemers op het geweld. Voor de strafbaarheid van medeplegen is een tweeledig opzet vereist: opzet op het gronddelict en opzet op de deelnemingsgedraging. Bij medeplegen van het feit is vereist dat uit de bewijsvoering kan worden afgeleid dat de verdachte ook wat het geweld en/of de bedreiging met geweld betreft zo nauw en bewust met zijn mededaders heeft samengewerkt dat sprake is van het medeplegen van die gedragingen. Dit brengt mee dat het opzet van de verdachte als medepleger ook gericht moet zijn op het bewezenverklaarde, door de medeverdachte uitgevoerde, geweld (of de bewezenverklaarde bedreiging met geweld). Voorwaardelijk opzet op het geweld is in dit verband voldoende (vgl. A-G Hofstee in zijn conclusie van 11 januari 2022, ECLI:NL:PHR:2022:12).
Vrijspraak geweldscomponent
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast. De verdachte en [medeverdachte 2] hadden een zakelijk geschil met aangever over de plaatsing van een dakkapel, waarvoor zij een bedrag van € 5.365,00 hadden aanbetaald. Op enig moment in de middag van 30 augustus 2022 is bij [medeverdachte 3] thuis het plan opgevat om verhaal te gaan halen bij aangever over het geld dat zij in hun ogen van aangever tegoed hadden omdat de dakkapel nooit is geplaatst. Hierop heeft zich een groep van zes personen gevormd. Dat waren [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , de verdachte en twee anderen. Deze groep is in de auto van [medeverdachte 3] naar de woning van aangever in Zevenhuizen gegaan. Zij hebben daar omstreeks 19.23 uur aangebeld. Nadat de onderbuurvrouw opendeed zijn [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en de verdachte de portiek ingelopen, de trap opgelopen en hebben zij aangebeld bij de voordeur van aangever. Zij hadden een houten balk en een rol tape mee. Nadat aangever opendeed zijn zij bij aangever naar binnen gegaan en heeft zich een conflict afgespeeld. Daarbij heeft aangever letsel opgelopen en zijn goederen van aangever weggenomen.
De verdachte en medeverdachten hebben verklaard dat zij gezamenlijk de woning van de aangever wilden betreden, maar dat aangever tegenwerkte. Hierop is aangever naar binnen geduwd, is er een houten balk tussen de deur geplaatst, is aangever bij zijn arm gepakt, naar de woonkamer geleid en op de bank gezet. Hij werd aangespoord geld te geven, er is geroepen dat aangever met “kampers” te maken had en op enig moment heeft één van de medeverdachten “bind hem vast” geroepen. Volgens de verdachte en medeverdachten was hun intentie bij deze handelingen continu gericht op het (terug)krijgen van geld. Op een gegeven moment kreeg aangever de gelegenheid om weg te lopen, omdat de verdachte en medeverdachten in de veronderstelling waren dat aangever geld zou pakken. [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en de verdachte liepen achter aangever aan de keuken in. Aangever pakte een mes uit de keuken en begon hiermee richting hen te zwaaien. Hierop werd aangever door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op zijn torso en op zijn hand getrapt. Pas nadat deze schermutseling had plaatsgevonden, is volgens de verdachte en haar medeverdachten besloten om dan maar ‘als onderpand’ goederen uit de woning van aangever mee te nemen.
Daartegenover heeft aangever verklaard – in afwijking van hetgeen de verdachte en medeverdachten hebben verklaard – dat hij, vanaf het moment dat hij zijn voordeur opendeed, is onderworpen aan een stroom van geweld. Hij is naar eigen zeggen bij binnenkomst direct door de verdachte geslagen en vervolgens onophoudelijk geduwd, geslagen en geschopt. Nadat aangever hardhandig door de groep op de bank was geplaatst, hoorde hij iemand roepen dat de gitaar van aangever mee zou worden genomen. Aangever stelt dat hij er na een worsteling in is geslaagd de keuken te bereiken en daar een mes te pakken. Vervolgens heeft aangever naar eigen zeggen uit zelfverdediging stekende bewegingen met het mes richting de personen in de keuken gemaakt. Hierna verliet de groep de woning.
De rechtbank heeft reden om te twijfelen aan de verklaring van aangever over het toegepaste geweld, waaronder de verklaring dat hij bij binnenkomst door de verdachte is geslagen. Aangever heeft dit weliswaar in zijn aangifte verklaard, maar is hier bij de rechter-commissaris op teruggekomen. Bovendien bevatten de verklaringen van aangever verschillende andere innerlijke tegenstrijdigheden wat betreft het geweld. Hier tegenover staan de verklaringen van de verdachte en haar medeverdachten, die in hun politieverhoor onafhankelijk van elkaar in grote lijnen hetzelfde verklaard hebben. De rechtbank gaat daarom uit van de lezing van de verdachte over het toegepaste geweld, namelijk dat er voornamelijk geweld heeft plaatsgevonden in de keuken ná het praten in de woonkamer.
De rechtbank komt, net als de verdediging, tot de conclusie dat niet kan worden bewezen dat dit geweld gepleegd is met het oogmerk de diefstal mogelijk te maken. Voor zover er al van een vastomlijnd plan van de verdachte en medeverdachten gesproken kan worden, staat niet vast dat het plan was om goederen van aangever weg te nemen. Dit valt uit de Whatsappgespreken van 30 augustus 2022 tussen de verdachte en de medeverdachten niet af te leiden. Zowel bij de politie als ter terechtzitting heeft de verdachte steeds verklaard dat haar bedoeling was om het aanbetaalde geld terug te krijgen van aangever. Tijdens de terechtzitting heeft de verdachte verder nog verklaard dat zij dacht dat aangever het geld contant zou hebben liggen of dat hij het geld aan haar zou overboeken. Hierbij komt dat [medeverdachte 1] in haar verhoor bij de politie heeft verklaard dat de verdachte in eerste instantie nog twijfelde of de gitaar wel mee moest, maar daartoe toch besloten heeft omdat er al vingerafdrukken op zaten. Als het oogmerk op het wegnemen van goederen inderdaad, zoals de verdachte verklaart, ter plaatse ontstond, kan niet gezegd worden dat de verdachte voorafgaand aan het incident bewust de kans heeft aanvaard dat bij het wegnemen geweld zou worden gebruikt. Het geweld dat medeverdachten tegen aangever hebben gebruikt toen die een mes pakte, staat daarbij los van de diefstal omdat dit gericht was op de verdediging van de verdachte tegen aangever en niet op het veiligstellen van gestolen of te stelen goederen.
Dit betekent dat de rechtbank, gelet op de verklaring van de verdachte, niet kan uitsluiten dat het meenemen van goederen als onderpand een spontane actie was die losstond van het toegepaste geweld. De rechtbank zal verdachte daarom van de geweldscomponent vrijspreken.
Medeplegen van diefstal
De rechtbank komt tot het oordeel dat het primair ten laste gelegde medeplegen van diefstal kan worden bewezen. Zowel de verdachte als de medeverdachten hebben verklaard dat [medeverdachte 3] op enig moment opmerkte dat in de woning van aangever een gitaar met aanzienlijke waarde lag (een Gibson Les Paul), waarna hij suggereerde die als onderpand mee te nemen. Op dat moment is besloten deze gitaar als ‘onderpand’ uit de woning mee te nemen en is met dat doel samengewerkt: de verdachte heeft de gitaar meegenomen en [medeverdachte 2] heeft de autosleutel en de bankpas van aangever meegenomen.
Op grond van deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de verdachte samen met de medeverdachten een gitaar, autosleutel en bankpas van aangever uit de woning heeft gestolen en dat daarbij sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen van de diefstal van die goederen bewezen.
Partiële vrijspraak diefstal mobiele telefoon
Aangever verklaart dat ook zijn mobiele telefoon uit de woning is weggenomen. De rechtbank ziet hiervoor met de officier van justitie en de verdediging onvoldoende aanknopingspunten in het dossier. De verdachte zal wegens gebrek aan wettig bewijs van het medeplegen van diefstal van de mobiele telefoon worden vrijgesproken.
Conclusie
De rechtbank komt tot de conclusie dat het medeplegen van diefstal van de gitaar, de autosleutel en de bankpas bewezen kan worden verklaard.
Het subsidiair ten laste gelegde
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde niet in de weg staat aan (cumulatieve) bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde. De rechtbank volgt de officier hierin niet. De tenlastelegging is de grondslag voor de rechterlijke beslissing. In de gewijzigde tenlastelegging heeft de officier van justitie zich beperkt tot een alternatieve tenlastelegging. Als de rechtbank ondanks de alternatieve tenlastelegging tot een cumulatieve bewezenverklaring zou komen, zou dit leiden tot grondslagverlating. Omdat het primair ten laste gelegde bewezen zal worden verklaard, komt de rechtbank dus niet toe aan beoordeling van het subsidiair ten laste gelegde.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot het primair ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
zij op 30 augustus 2022 te Zevenhuizen, gemeente Zuidplas tezamen en in vereniging met anderen een gitaar, een autosleutel en een bankpas die aan [aangever] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tweeëntwintig maanden, waarvan elf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om een taakstraf, al dan niet in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf, op te leggen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van diefstal van verschillende goederen uit de woning van het slachtoffer. De verdachte en medeverdachten besloten voor eigen rechter te spelen en zijn hierom met een groep van vier personen de woning van het slachtoffer binnengedrongen. Eenmaal binnen werd het slachtoffer dusdanig ernstig geïntimideerd om geld af te staan, dat het slachtoffer zich genoodzaakt voelde een mes ter verdediging te pakken. Dat toont aan hoe beangstigend het voorval voor hem moet zijn geweest. Het geweld dat in de woning plaatsvond, is weliswaar niet gepleegd ter bevordering van de diefstal, maar is wel door verdachte en medeverdachten uitgelokt doordat zij de woning van aangever zijn binnengedrongen. Uiteindelijk is besloten om een dure gitaar, autosleutel en bankpas uit de woning mee te nemen. Met hun handelen hebben de verdachte en medeverdachten inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer, het gevoel van veiligheid en het eigendomsrecht van het slachtoffer.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 3 december 2024, waaruit blijkt dat zij niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
De rechtbank komt tot de bewezenverklaring van een lichter feit (medeplegen diefstal) dan het feit waarop de officier haar strafeis gebaseerd heeft (medeplegen diefstal met geweld). De rechtbank komt mede daarom tot een lagere straf. De rechtbank betrekt in haar oordeel ook dat de verdachte als enig ouder de volledige zorg draagt voor haar jonge dochter en dat berechting niet binnen de redelijke termijn heeft plaatsgevonden.
De rechtbank acht, alles afwegende, een taakstraf van 240 uren passend en geboden. Daarnaast acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden passend om de ernst van het gepleegde feit tot uitdrukking te brengen.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[aangever] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 4.457,50, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat in totaal uit € 1.957,50 aan materiële schade (€ 500,- in verband met reparatie van de gitaar; € 1.000,- in verband met de afschrijvingswaarde van de mobiele telefoon; € 450,- in verband met de vervanging van de autosleutel, en; € 7,50,- in verband met het vervangen van de bankpas) en € 2.500,- aan immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de gevorderde immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij ten aanzien van de gevorderde materiële schade.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de benadeelde partij wegens een gebrek aan onderbouwing dan wel vanwege de partiële vrijspraak van de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de mobiele telefoon, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte van het feit waarop dat gedeelte van de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de overige gevorderde materiële schade is de rechtbank van oordeel dat deze namens de verdachte gemotiveerd is betwist en door de benadeelde partij onvoldoende is onderbouwd. Zo blijkt uit het procesdossier niet dat de gitaar bij de diefstal of daarna is beschadigd. Zo al sprake zou zijn van schade ontbreekt een onderbouwing van de gevorderde reparatiekosten. Ten aanzien van de autosleutel en bankpas overweegt de rechtbank dat de benadeelde partij deze goederen heeft teruggekregen en dat niet is onderbouwd dat de goederen in de tussentijd zijn vervangen en, zo ja, wat de kosten daarvan waren. De benadeelde partij zal daarom ook op dit punt niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting worden vastgesteld dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit. Anders dan de verdediging heeft bepleit, is ter onderbouwing van ander nadeel in de zin van artikel 6:106 lid 1 sub b BW niet noodzakelijk dat een verklaring van een psycholoog of psychiater wordt bijgevoegd. Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet wel sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht. Naar het oordeel van de rechtbank levert het met meerdere personen binnendringen in en stelen uit de woning van aangever en het plegen van geweld tegen aangever een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer op, zodat recht op smartengeld bestaat.
Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op zijn vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 1.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 30 augustus 2022. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot vergoeding van immateriële schade.
Proceskosten
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededader(s) heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader(s) een bedrag aan de benadeelde partij heeft/hebben betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en zij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.500,-, bestaande uit immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover zoals hierboven bepaald tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [aangever] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (DRIE) MAANDEN;
bepaalt dat die straf
niet zal worden tenuitvoergelegdonder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
2 (TWEE) jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf voor de tijd van
240 (TWEEHONDERDVEERTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
120 (HONDERDTWINTIG) DAGEN;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 1.500,- en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 30 augustus 2022 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [aangever] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
bepaalt dat als een van de mededaders de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 30 augustus 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald
,ten behoeve van [aangever] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 25 dagen. De toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L.K. van Zaltbommel, voorzitter,
mr. J.L.E. Bakels, rechter,
mr. J.M. Meester-Schaap, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. F. Aksu en mr. E. Özsoy, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 januari 2025.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Primair:
zij op of omstreeks 30 augustus 2022 te Zevenhuizen, gemeente Zuidplas tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een gitaar, een autosleutel, een mobiele telefoon en/of een bankpas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
 die [aangever] (meermalen) te duwen,
 die [aangever] (meermalen) tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of te schoppen,
 de woning van die [aangever] binnen te treden en/of daarbij een rol tape en/of een houten balk mee te nemen,
 zich voor te doen als kampers en/of
 te roepen "Bind hem vast" en/of "Hou hem vast" en/of "Dit doe je niet met kampers" en/of "Denk je kampers te bestelen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
Subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een gehele en/of gedeeltelijke veroordeling zou leiden:
zij op of omstreeks 30 augustus 2022 te Zevenhuizen, gemeente Zuidplas, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever] te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [aangever] en/of een derde toebehoorde(n)
  • naar de woning van [aangever] is gegaan, die woning is binnengetreden en/of daarbij een rol tape en/of een houten balk heeft meegenomen,
  • om geld heeft gevraagd en/of
  • die [aangever] (meermalen) heeft geduwd en/of tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt;
  • zich heeft voorgedaan als kamper en/of
  • heeft geroepen “Bind hem vast” en/of “Hou hem vast” en/of “Dit doe je niet met kampers”
  • en/of “Denk je kampers te bestelen’, althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.