3.4.Bewijsoverwegingen
Inleiding
De medeverdachten in deze zaak zijn deels familie van elkaar en hebben deels dezelfde achternaam. [medeverdachte 1] is de zus van de verdachte. [medeverdachte 2] was de partner van de verdachte. [medeverdachte 3] is de stiefvader van [medeverdachte 1] en de vader van de verdachte. Om de leesbaarheid van dit vonnis te vergroten noemt de rechtbank hen waar nodig bij hun voornamen.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde medeplegen van diefstal bewezen. De rechtbank zal de verdachte echter van de strafverzwarende geweldscomponent vrijspreken. Dit wordt hierna toegelicht.
Juridisch kader diefstal met geweld
Om tot een bewezenverklaring van diefstal met geweld in vereniging gepleegd te komen, moet sprake zijn van (voorwaardelijk) opzet van de deelnemers op het geweld. Voor de strafbaarheid van medeplegen is een tweeledig opzet vereist: opzet op het gronddelict en opzet op de deelnemingsgedraging. Bij medeplegen van het feit is vereist dat uit de bewijsvoering kan worden afgeleid dat de verdachte ook wat het geweld en/of de bedreiging met geweld betreft zo nauw en bewust met zijn mededaders heeft samengewerkt dat sprake is van het medeplegen van die gedragingen. Dit brengt mee dat het opzet van de verdachte als medepleger ook gericht moet zijn op het bewezenverklaarde, door de medeverdachte uitgevoerde, geweld (of de bewezenverklaarde bedreiging met geweld). Voorwaardelijk opzet op het geweld is in dit verband voldoende (vgl. A-G Hofstee in zijn conclusie van 11 januari 2022, ECLI:NL:PHR:2022:12). Vrijspraak geweldscomponent
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast. De verdachte en [medeverdachte 2] hadden een zakelijk geschil met aangever over de plaatsing van een dakkapel, waarvoor zij een bedrag van € 5.365,00 hadden aanbetaald. Op enig moment in de middag van 30 augustus 2022 is bij [medeverdachte 3] thuis het plan opgevat om verhaal te gaan halen bij aangever over het geld dat zij in hun ogen van aangever tegoed hadden omdat de dakkapel nooit is geplaatst. Hierop heeft zich een groep van zes personen gevormd. Dat waren [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , de verdachte en twee anderen. Deze groep is in de auto van [medeverdachte 3] naar de woning van aangever in Zevenhuizen gegaan. Zij hebben daar omstreeks 19.23 uur aangebeld. Nadat de onderbuurvrouw opendeed zijn [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en de verdachte de portiek ingelopen, de trap opgelopen en hebben zij aangebeld bij de voordeur van aangever. Zij hadden een houten balk en een rol tape mee. Nadat aangever opendeed zijn zij bij aangever naar binnen gegaan en heeft zich een conflict afgespeeld. Daarbij heeft aangever letsel opgelopen en zijn goederen van aangever weggenomen.
De verdachte en medeverdachten hebben verklaard dat zij gezamenlijk de woning van de aangever wilden betreden, maar dat aangever tegenwerkte. Hierop is aangever naar binnen geduwd, is er een houten balk tussen de deur geplaatst, is aangever bij zijn arm gepakt, naar de woonkamer geleid en op de bank gezet. Hij werd aangespoord geld te geven, er is geroepen dat aangever met “kampers” te maken had en op enig moment heeft één van de medeverdachten “bind hem vast” geroepen. Volgens de verdachte en medeverdachten was hun intentie bij deze handelingen continu gericht op het (terug)krijgen van geld. Op een gegeven moment kreeg aangever de gelegenheid om weg te lopen, omdat de verdachte en medeverdachten in de veronderstelling waren dat aangever geld zou pakken. [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en de verdachte liepen achter aangever aan de keuken in. Aangever pakte een mes uit de keuken en begon hiermee richting hen te zwaaien. Hierop werd aangever door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op zijn torso en op zijn hand getrapt. Pas nadat deze schermutseling had plaatsgevonden, is volgens de verdachte en haar medeverdachten besloten om dan maar ‘als onderpand’ goederen uit de woning van aangever mee te nemen.
Daartegenover heeft aangever verklaard – in afwijking van hetgeen de verdachte en medeverdachten hebben verklaard – dat hij, vanaf het moment dat hij zijn voordeur opendeed, is onderworpen aan een stroom van geweld. Hij is naar eigen zeggen bij binnenkomst direct door de verdachte geslagen en vervolgens onophoudelijk geduwd, geslagen en geschopt. Nadat aangever hardhandig door de groep op de bank was geplaatst, hoorde hij iemand roepen dat de gitaar van aangever mee zou worden genomen. Aangever stelt dat hij er na een worsteling in is geslaagd de keuken te bereiken en daar een mes te pakken. Vervolgens heeft aangever naar eigen zeggen uit zelfverdediging stekende bewegingen met het mes richting de personen in de keuken gemaakt. Hierna verliet de groep de woning.
De rechtbank heeft reden om te twijfelen aan de verklaring van aangever over het toegepaste geweld, waaronder de verklaring dat hij bij binnenkomst door de verdachte is geslagen. Aangever heeft dit weliswaar in zijn aangifte verklaard, maar is hier bij de rechter-commissaris op teruggekomen. Bovendien bevatten de verklaringen van aangever verschillende andere innerlijke tegenstrijdigheden wat betreft het geweld. Hier tegenover staan de verklaringen van de verdachte en haar medeverdachten, die in hun politieverhoor onafhankelijk van elkaar in grote lijnen hetzelfde verklaard hebben. De rechtbank gaat daarom uit van de lezing van de verdachte over het toegepaste geweld, namelijk dat er voornamelijk geweld heeft plaatsgevonden in de keuken ná het praten in de woonkamer.
De rechtbank komt, net als de verdediging, tot de conclusie dat niet kan worden bewezen dat dit geweld gepleegd is met het oogmerk de diefstal mogelijk te maken. Voor zover er al van een vastomlijnd plan van de verdachte en medeverdachten gesproken kan worden, staat niet vast dat het plan was om goederen van aangever weg te nemen. Dit valt uit de Whatsappgespreken van 30 augustus 2022 tussen de verdachte en de medeverdachten niet af te leiden. Zowel bij de politie als ter terechtzitting heeft de verdachte steeds verklaard dat haar bedoeling was om het aanbetaalde geld terug te krijgen van aangever. Tijdens de terechtzitting heeft de verdachte verder nog verklaard dat zij dacht dat aangever het geld contant zou hebben liggen of dat hij het geld aan haar zou overboeken. Hierbij komt dat [medeverdachte 1] in haar verhoor bij de politie heeft verklaard dat de verdachte in eerste instantie nog twijfelde of de gitaar wel mee moest, maar daartoe toch besloten heeft omdat er al vingerafdrukken op zaten. Als het oogmerk op het wegnemen van goederen inderdaad, zoals de verdachte verklaart, ter plaatse ontstond, kan niet gezegd worden dat de verdachte voorafgaand aan het incident bewust de kans heeft aanvaard dat bij het wegnemen geweld zou worden gebruikt. Het geweld dat medeverdachten tegen aangever hebben gebruikt toen die een mes pakte, staat daarbij los van de diefstal omdat dit gericht was op de verdediging van de verdachte tegen aangever en niet op het veiligstellen van gestolen of te stelen goederen.
Dit betekent dat de rechtbank, gelet op de verklaring van de verdachte, niet kan uitsluiten dat het meenemen van goederen als onderpand een spontane actie was die losstond van het toegepaste geweld. De rechtbank zal verdachte daarom van de geweldscomponent vrijspreken.
Medeplegen van diefstal
De rechtbank komt tot het oordeel dat het primair ten laste gelegde medeplegen van diefstal kan worden bewezen. Zowel de verdachte als de medeverdachten hebben verklaard dat [medeverdachte 3] op enig moment opmerkte dat in de woning van aangever een gitaar met aanzienlijke waarde lag (een Gibson Les Paul), waarna hij suggereerde die als onderpand mee te nemen. Op dat moment is besloten deze gitaar als ‘onderpand’ uit de woning mee te nemen en is met dat doel samengewerkt: de verdachte heeft de gitaar meegenomen en [medeverdachte 2] heeft de autosleutel en de bankpas van aangever meegenomen.
Op grond van deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de verdachte samen met de medeverdachten een gitaar, autosleutel en bankpas van aangever uit de woning heeft gestolen en dat daarbij sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen van de diefstal van die goederen bewezen.
Partiële vrijspraak diefstal mobiele telefoon
Aangever verklaart dat ook zijn mobiele telefoon uit de woning is weggenomen. De rechtbank ziet hiervoor met de officier van justitie en de verdediging onvoldoende aanknopingspunten in het dossier. De verdachte zal wegens gebrek aan wettig bewijs van het medeplegen van diefstal van de mobiele telefoon worden vrijgesproken.
Conclusie
De rechtbank komt tot de conclusie dat het medeplegen van diefstal van de gitaar, de autosleutel en de bankpas bewezen kan worden verklaard.
Het subsidiair ten laste gelegde
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde niet in de weg staat aan (cumulatieve) bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde. De rechtbank volgt de officier hierin niet. De tenlastelegging is de grondslag voor de rechterlijke beslissing. In de gewijzigde tenlastelegging heeft de officier van justitie zich beperkt tot een alternatieve tenlastelegging. Als de rechtbank ondanks de alternatieve tenlastelegging tot een cumulatieve bewezenverklaring zou komen, zou dit leiden tot grondslagverlating. Omdat het primair ten laste gelegde bewezen zal worden verklaard, komt de rechtbank dus niet toe aan beoordeling van het subsidiair ten laste gelegde.