ECLI:NL:RBDHA:2025:9022

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
NL25.19340
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. De eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. R.R. Scholtens, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 23 april 2025, waarin de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 is opgelegd. Eiser betoogt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom niet met een lichter middel dan de inbewaringstelling kon worden volstaan. Hij stelt dat hij als asielzoeker naar Nederland is gekomen en dat hij de gelegenheid had moeten krijgen om een asielaanvraag in te dienen. Eiser heeft ook medische klachten aangevoerd, waaronder slecht eten en slapen, maar de rechtbank oordeelt dat de medische zorg in het detentiecentrum voldoende is.

De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser niet gegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende gemotiveerd heeft dat er geen lichter middel dan de inbewaringstelling kon worden toegepast, gezien het onttrekkingsrisico en de omstandigheden van de zaak. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en wijst ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.19340

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. F. Boone),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. R.R. Scholtens).

Procesverloop

Bij besluit van 23 april 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 7 mei 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen E.E. Koning. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Heeft verweerder voldoende gemotiveerd waarom niet is volstaan met een lichter middel?
1. Eiser betoogt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom niet met een lichter middel dan de inbewaringstelling kon worden volstaan. Daartoe voert eiser aan dat hij niet pas een asielaanvraag heeft ingediend nadat hij in bewaring was gesteld, maar dat hij als asielzoeker naar Nederland is gekomen. Verweerder had hem daarom de gelegenheid moeten bieden om zich opnieuw te melden bij het aanmeldcentrum in Ter Apel en daar een asielaanvraag in te dienen. Daarnaast geeft eiser aan dat hij al wekenlang niet goed heeft gegeten, zeer slecht slaapt, pijn in zijn hoofd heeft en niet goed kan zien. Verder neemt eiser verantwoordelijkheid voor het feit dat hij na de afwijzing van zijn asielaanvraag naar Frankrijk is vertrokken, maar dit had er niet toe moeten leiden dat hij in bewaring werd gesteld.
2. Naar het oordeel van de rechtbank stelt verweerder zich voldoende gemotiveerd op het standpunt dat niet met een lichter middel dan de inbewaringstelling kon worden volstaan. Verweerder wijst in dit verband terecht op de niet bestreden gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd en het onttrekkingsrisico dat daaruit volgt. Dat eiser niet pas een asielaanvraag heeft ingediend nadat hij in bewaring was gesteld, maakt dit niet anders. Uit de maatregel van bewaring blijkt dat eiser op 6 januari 2025 is geregistreerd als zijnde met onbekende bestemming vertrokken. Eiser heeft aangegeven dat hij na de afwijzing van zijn asielaanvraag naar Frankrijk is vertrokken. Het feit dat eiser de verantwoordelijkheid neemt voor dit vertrek, betekent dit niet dat verweerder met een lichter middel had moeten volstaan. Tot slot heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank in de medische klachten van eiser terecht geen aanleiding hoeven zien om een lichter middel dan de inbewaringstelling toe te passen. Voor eiser is in het detentiecentrum medische zorg beschikbaar, die verondersteld moet worden vergelijkbaar te zijn met de medische zorg in de vrije maatschappij. [1] De beroepsgrond slaagt niet.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
3. Los van de door eiser aangevoerde beroepsgronden, ziet de rechtbank in de door verweerder en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat niet is voldaan aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel. [2]

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.N. Abdoelkadir, rechter, in aanwezigheid van mr. D.M. Abrahams, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.ABRvS 5 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:16.
2.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.