ECLI:NL:RBDHA:2025:8956

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 mei 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
NL25.14264
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel door vertrek met onbekende bestemming

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 25 maart 2025 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 14 mei 2025 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen.

De rechtbank overweegt of eiser nog procesbelang heeft bij een beoordeling van het beroep. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State moet worden aangenomen dat een vreemdeling die met onbekende bestemming vertrekt, geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Eiser is op 28 maart 2025 met onbekende bestemming vertrokken uit de opvang, en zijn gemachtigde heeft geen contact meer met hem gehad. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat eiser geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat er geen beoordeling van de beroepsgronden plaatsvindt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. D. Haan, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Roozeboom, griffier, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.14264

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. L.J. Blijdorp),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Ulutas).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 25 maart 2025 niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
2. De rechtbank heeft het beroep op 14 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van verweerder. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met kennisgeving vooraf, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Procesbelang
3. De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser nog procesbelang heeft bij een beoordeling van het beroep.
4. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, bijvoorbeeld de uitspraak van 1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662, volgt dat er in beginsel van moet worden uitgegaan dat, indien een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd, met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Op basis van een dergelijke melding mag een beroep dus niet-ontvankelijk worden verklaard wegens gebrek aan belang. Dit is anders als een vreemdeling na die melding nog contact met zijn gemachtigde onderhoudt. In dat geval wordt aangenomen dat hij nog wel prijs stelt op bescherming in Nederland tenzij er andere concrete aanknopingspunten zijn dat een vreemdeling daarop geen prijs meer stelt.
5. Verweerder heeft op 2 april 2025 een systeemuitdraai overgelegd, waaruit blijkt dat eiser op 28 maart 2025 met onbekende bestemming is vertrokken uit de opvang van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers. De gemachtigde van eiser heeft bij bericht van 3 april 2025, desgevraagd, te kennen gegeven dat zij op dat moment (in de afgelopen dagen) geen contact heeft gehad met eiser, maar zij ervanuit gaat dat hij – mocht hij daadwerkelijk de opvang hebben verlaten – zich binnen enkele dagen wel zal melden. Bij digitaal bericht van 12 mei 2025 heeft de gemachtigde van eiser aangegeven nog steeds geen contact te hebben met eiser.
6. Nu eiser zonder bericht met onbekende bestemming is vertrokken en de gemachtigde van eiser geen contact meer heeft met eiser, moet er vanuit worden gegaan dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk in Nederland gezochte bescherming. Eiser heeft dus geen rechtens te beschermen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep tegen het bestreden besluit.

Conclusie

7. Het beroep moet niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit betekent dat de rechtbank niet toekomt aan een beoordeling van de beroepsgronden. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Haan, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Roozeboom, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.