In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de Minister van Asiel en Migratie omdat deze niet tijdig heeft beslist op de asielaanvraag van 24 december 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de wettelijke termijn van zes maanden voor het nemen van een besluit heeft overschreden. Eiser heeft de minister na het verstrijken van deze termijn verzocht om binnen twee weken alsnog te beslissen, maar dit verzoek is niet ingewilligd. De rechtbank heeft het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond verklaard.
De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen zestien weken na de bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag. Dit is in lijn met het ‘8+8 wekenmodel’ dat door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is vastgesteld. Indien de minister niet binnen deze termijn een besluit neemt, is zij een dwangsom van € 100,- per dag verschuldigd, met een maximum van € 7.500,-.
Daarnaast heeft de rechtbank de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Eiser heeft het recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.