Op 21 mei 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de vaststelling van het Nederlanderschap van een minderjarige, geboren op [geboortedag] 2011 te [geboorteplaats], Egypte. Verzoekers, [verzoekster] en [verzoeker], hebben het verzoek ingediend in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige is geboren uit het huwelijk van verzoekers en dat zij op grond van artikel 3 lid 1 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) (oud) sinds haar geboorte de Nederlandse nationaliteit heeft, die zij ontleent aan haar Nederlandse vader. De IND had aanvankelijk twijfels over de ontvankelijkheid van het verzoek, omdat de vader, die het eenhoofdig gezag heeft, niet als verzoeker was aangemerkt. Na een zitting op 26 november 2024, waar verzoeker en de advocaat van verzoekers aanwezig waren, is het verzoekschrift gewijzigd zodat beide ouders als verzoekers worden aangemerkt. De rechtbank heeft de originele en gelegaliseerde geboorteakte van de minderjarige en de huwelijksakte van verzoekers in overweging genomen, wat leidde tot de conclusie dat de minderjarige recht heeft op de Nederlandse nationaliteit. De beschikking is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 21 mei 2025.