2.1.Eiser voert aan dat de inhoud van deel B van de brochure niet aan hem is toegelicht, althans de informatie niet schriftelijk verstrekt is. Hierdoor zou zijn asielprocedure niet in overeenstemming met de Dublinverordening zijn behandeld. Eiser voert verder aan dat tijdens het Dublingehoor aan hem is medegedeeld dat hij zelfstandig naar Duitsland mag vertrekken in het geval zijn aanvraag hier in Nederland niet in behandeling wordt genomen. Hierdoor is volgens eiser verkeerde informatie aan hem verstrekt. Eiser wijst op het feit dat dit niet de eerste keer zal zijn dat de minister iemand overdraagt aan Duitsland. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft al in 2017 geoordeeld dat een zelfstandige terugkeer naar Duitsland niet mogelijk is. Er mag dan ook vanuit worden gegaan dat de gehoormedewerker hier ten tijde van het gehoor van op de hoogte was. Verder mocht eiser erop vertrouwen dat de informatie die door de IND-medewerker is gegeven juist is.Eiser handhaaft dan ook zijn betoog dat door de IND in strijd met het vertrouwensbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel is gehandeld bij de behandeling van zijn asielaanvraag.
3. De beroepsgrond slaagt niet. Uit pagina 2 van het aanmeldgehoor Dublin volgt dat aan eiser is gevraagd of hij brochure B heeft ontvangen. Het antwoord op deze vraag is niet weergegeven in het verslag van het gehoor. Vervolgens is aan eiser gevraagd of hij naar aanleiding van het lezen van brochure B vragen heeft, waarna eiser heeft geantwoord dat dit niet het geval is. Dit suggereert dat eiser ook van deel B van de brochure kennis heeft kunnen nemen. Of dit ook daadwerkelijk het geval is geweest, kan de rechtbank niet vaststellen. Dat is in deze zaak ook niet van doorslaggevend belang. Eiser heeft namelijk in het geheel niet concreet gemaakt op welke wijze hij door het niet ontvangen van de brochure in zijn belangen is geschaad. De minister stelt zich terecht op het standpunt dat in zoverre eiser van mening is dat hij in zijn belangen is geschaad hij in de zienswijze en de correcties en aanvullingen voldoende gelegenheid heeft gehad om dit betoog te concretiseren, maar dat hij dat niet heeft gedaan. Het betoog van eiser kan daarom niet leiden tot onrechtmatigheid van het bestreden besluit. Voor wat betreft de aan eiser gedane mededelingen over de al dan niet zelfstandige terugkeer naar Duitsland stelt de rechtbank vast dat het hier gaat om uitlatingen van een gehoormedewerker over verschillende opties om terug te keren naar Duitsland. Het gaat hier dus niet om concrete, ondubbelzinnige toezeggingen, waaraan rechtens te honoreren verwachtingen kunnen worden ontleend. Eisers beroep op het vertrouwensbeginsel gaat alleen daarom al niet op.
Kan ten aanzien van Duitsland worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
4. Eiser betoogt dat ten aanzien van Duitsland niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat eiser als hij wordt overgedragen aan Duitsland zal worden teruggestuurd naar Irak. Volgens eiser is het terugsturen van eiser naar Duitsland daarom in strijd met het verbod op non-refoulement. Eiser wijst op landeninformatie waaruit hem volgt dat Yezidi’s in Duitsland een grote kans hebben om te worden uitgezet en dat zij veelal niet op bescherming kunnen rekenen van de Duitse autoriteiten. Eiser wijst erop dat klagen geen zin heeft omdat hij dat al meermaals heeft gedaan en in Duitsland desondanks reeds is uitgeprocedeerd.
5. De rechtbank overweegt dat de minister in beginsel mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten opzichte van Duitsland. Dit beginsel houdt in dat de lidstaten erop mogen vertrouwen dat andere lidstaten de vreemdeling in overeenkomst met het EVRM, het Vluchtelingenverdrag en het Unierecht zullen behandelen. Dit beginsel is weerlegbaar. Als eiser vindt dat in zijn geval niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan, dan moet hij onderbouwen dat sprake is van fundamentele systeemfouten die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid uit het arrest van het Hof van Justitie van 19 maart 2019, Jawo, bereiken.Daarvoor kan eiser bijvoorbeeld objectieve informatie over de werking van het asielsysteem in Duitsland overleggen of verklaren over zijn eigen ervaringen. Als eiser dat heeft gedaan, dan moet de minister motiveren waarom alsnog van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.
6. De beroepsgrond slaagt niet. De minister heeft terecht gewezen op het arrest van het Hof van Justitie van de EU van 30 november 2023.Uit dat arrest volgt voor zover relevant dat binnen de kaders van een Dublinprocedure niet beoordeeld kan worden of een vreemdeling bij overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat een reëel risico loopt op indirect refoulement wegens een verschil in beschermingsbeleid. Dit is alleen anders als niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Het is aan eiser om dit aannemelijk te maken.