ECLI:NL:RBDHA:2025:841

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
C/09/677124 / FT RK 24/1096
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een schuldregeling voor mevrouw [naam 1] tegen Gastouderhuis Zuid-Holland

In deze zaak heeft mevrouw [naam 1] een verzoek ingediend bij de Rechtbank Den Haag om een dwangakkoord op te leggen aan haar schuldeiser, Gastouderhuis Zuid-Holland. Mevrouw [naam 1] verkeert in een problematische schuldensituatie met een totale schuldenlast van € 43.741,72 aan zeven schuldeisers. Na een voorstel voor een schuldregeling, waarbij een uitkering van 4,17% werd aangeboden aan de schuldeisers, heeft alleen Gastouderhuis geweigerd in te stemmen. Mevrouw [naam 1] heeft de rechtbank verzocht om het akkoord dwingend op te leggen, omdat zij niet in staat is om meer te bieden dan het voorgestelde percentage.

De rechtbank heeft op 21 januari 2025 uitspraak gedaan. Tijdens de zitting op 20 januari 2025 waren mevrouw [naam 1], haar schuldhulpverlener en een ambulant begeleider aanwezig, terwijl Gastouderhuis niet op de zitting verscheen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldbemiddeling correct is uitgevoerd door de Kredietbank Nederland en dat het voorstel goed gedocumenteerd is. De rechtbank heeft een belangenafweging gemaakt en geconcludeerd dat het onredelijk is dat Gastouderhuis weigert in te stemmen met de regeling, vooral omdat de meerderheid van de schuldeisers al akkoord is gegaan.

De rechtbank heeft het verzoek van mevrouw [naam 1] toegewezen en Gastouderhuis bevolen in te stemmen met de schuldregeling. Het verzoek om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) is afgewezen, omdat het dwangakkoord nu van toepassing is. Deze beslissing is genomen door mr. L. Mundt, rechter, en is openbaar uitgesproken op 21 januari 2025. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummers: C/09/677124 / FT RK 24/1096 en FT RK 24/1097
vonnis van 21 januari 2025
in de zaak van
[naam 1],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats],
hierna: mevrouw [naam 1],
tegen
Gastouderhuis Zuid-Holland, vertegenwoordigd door Lamens Incassobureau B.V.,
gevestigd te Bleiswijk,
hierna: Gastouderhuis.
Waar deze zaak over gaat
Mevrouw [naam 1] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Zij heeft een voorstel gedaan aan haar schuldeisers, waarbij een deel van de vordering(en) wordt voldaan en het resterende deel door de schuldeiser wordt kwijtgescholden. Omdat niet alle schuldeisers met dit voorstel hebben ingestemd, heeft mevrouw [naam 1] de rechtbank verzocht het aangeboden akkoord dwingend op te leggen. Dit verzoek wordt door de rechtbank toegewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De feiten waar de rechtbank van uit gaat

1.1.
Mevrouw [naam 1] heeft de afgelopen jaren een schuldenlast opgebouwd van
€ 43.741,72 aan zeven schuldeisers. Het is mevrouw [naam 1] niet gelukt om zelf een oplossing te vinden voor deze schulden. Met behulp van de Kredietbank Nederland heeft zij voor het laatst op 6 november 2023 een schuldregeling aangeboden (saneringsakkoord). Dit voorstel houdt in dat de gewone schuldeisers een uitkering ineens wordt aangeboden van 4,17%, tegen kwijtschelding van het restant van hun vorderingen.
1.2.
Gastouderhuis is als enige schuldeiser niet akkoord gegaan met dit voorstel. Mevrouw [naam 1] heeft een schuld aan Gastouderhuis van € 15.396,32, dat is 35,20% van de totale schuldenlast.
1.3.
De overige zes schuldeisers hebben het aanbod aanvaard.
1.4.
Om tot een oplossing voor haar schulden te komen heeft mevrouw [naam 1] op 13 december 2024 bij de rechtbank twee verzoeken ingediend. In de eerste plaats wil zij dat de rechtbank Gastouderhuis dwingt mee te werken aan de schuldregeling (een dwangakkoord oplegt). Wanneer de rechtbank dit verzoek afwijst, wil zij worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP).

2.De procedure

2.1.
De verzoeken van mevrouw [naam 1] zijn behandeld op de zitting van 20 januari 2025. Op deze zitting verschenen:
- mevrouw [naam 1]
- H.C. Wolbers, schuldhulpverlener van de Kredietbank Nederland,
- [naam 2], ambulant begeleider van Geerlings & Bernard.
2.2.
Gastouderhuis is opgeroepen, maar niet op de zitting verschenen.

3.Standpunten van partijen

3.1.
Mevrouw [naam 1] stelt dat het onredelijk is dat Gastouderhuis het aanbod niet aanvaardt. Volgens haar heeft zij al het mogelijke gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden en kan zij niet meer aanbieden dan zij heeft gedaan.
3.2.
Gastouderhuis heeft haar standpunt niet kenbaar gemaakt aan de rechtbank.

4.De beoordeling van de verzoeken

4.1.
De rechtbank zal het verzoek van mevrouw [naam 1] om een dwangakkoord op te leggen toewijzen. Hieronder wordt dit oordeel toegelicht.
Het beoordelingskader van een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord
4.2.
Een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord kan worden toegewezen als aan twee voorwaarden is voldaan. Ten eerste moet de rechtbank vaststellen dat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd door een daartoe bevoegde instantie. Ten tweede moet de rechtbank aan de hand van een belangenafweging vaststellen dat het onredelijk is dat Gastouderhuis weigert in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
De schuldbemiddeling moet zijn uitgevoerd door een bevoegde instantie
4.3.
De rechtbank stelt vast dat de schuldbemiddeling is uitgevoerd door de Kredietbank Nederland. Dat betekent dat wordt voldaan aan de door wet gestelde voorwaarden, namelijk dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij. Het voorstel is naar het oordeel van de rechtbank bovendien goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank moet een belangenafweging maken
4.4.
Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser vrijstaat om te verlangen dat zijn vordering volledig wordt betaald. Tegelijkertijd is het belangrijk dat mensen met problematische schulden zicht hebben op een schuldenvrije toekomst. De wetgever biedt daar verschillende regelingen voor, waarbij mensen met schulden zich maximaal moeten inspannen om zo veel mogelijk af te lossen en daarna schuldenvrij verder kunnen. Schuldeisers moeten dan vaak wel afstand doen van een (groot) deel van hun vordering. Daarom kunnen schuldeisers alleen onder bijzondere omstandigheden gedwongen worden om in te stemmen met een aangeboden schuldregeling.
4.5.
De rechtbank kan een zogenaamd ‘dwangakkoord’ opleggen wanneer de weigering van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden onredelijk is. Om te kunnen beoordelen of dat het geval is, moet de rechtbank de belangen van alle betrokkenen afwegen: van de verzoekster zelf, van de weigerende schuldeiser(s) en van de schuldeisers die wél hebben ingestemd. Op basis van die belangenafweging is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat een dwangakkoord hier op zijn plaats is.
Mevrouw [naam 1] heeft het maximaal haalbare voorstel gedaan
4.6.
Het voorstel dat mevrouw [naam 1] aan haar schuldeisers heeft gedaan is het maximaal haalbare. Een beter voorstel is niet mogelijk. Het aanbod dat zij heeft gedaan is gebaseerd op haar uitkering uit hoofde van de Participatiewet. Mevrouw [naam 1] is door de gemeente op grond van haar persoonlijke situatie ontheven van haar arbeidsverplichting tot 10 december 2025. Gelet op de afstand tot de arbeidsmarkt, de taalbarrière en de gezinssituatie is naar het oordeel van de rechtbank niet de verwachting dat verzoekster snel werk zal vinden wanneer de arbeidsplicht weer van kracht is. Een hoger aanbod is daarom niet haalbaar.
Deze regeling is in het belang van de andere schuldeisers
4.7.
De vordering van Gastouderhuis bedraagt met ruim 35% een aanzienlijk deel van de totale schuldenlast. Dat brengt aan de ene kant mee dat niet snel kan worden geoordeeld dat het onredelijk is dat Gastouderhuis heeft geweigerd met de schuldregeling in te stemmen. Tegelijk kent de wet niet een bijzondere positie toe aan schuldeisers die een groot deel van de schuldenlast vertegenwoordigen. De rechtbank kan dus het dwangakkoord ook toewijzen wanneer de weigerende schuldeiser het grootste deel van de schuldenlast vertegenwoordigt. In dit geval is van belang dat de meerderheid van de schuldeisers (namelijk zes van de zeven schuldeisers), die samen (ruim) 64,8% van de totale schuldenlast vertegenwoordigen, wél met de aangeboden regeling hebben ingestemd.
4.8.
Uit de bij het verzoekschrift gevoegde stukken blijkt dat het dwangakkoord voor alle schuldeisers tot een gunstiger resultaat leidt dan de WSNP. Toepassing van de WSNP leidt tot hoge kosten, doordat de vergoeding van de bewindvoerder uit het gespaarde saldo wordt voldaan. Hierdoor blijft een lagere uitkering voor de schuldeisers over. De kosten voor schuldbemiddeling zijn minder hoog dan die van een bewindvoerder in een WSNP traject. Het aangeboden akkoord wordt op korte termijn aan de schuldeisers overgemaakt, zodat zij het dossier kunnen sluiten.
4.9.
Gastouderhuis is niet op de zitting verschenen en heeft ook niet op een andere wijze haar standpunt voor haar weigering aan de rechtbank kenbaar gemaakt. Dit staat haar vrij maar brengt wel mee dat de rechtbank ervan uit moet gaan dat in het kader van de hier uit te voeren belangenafweging aan de zijde van Gastouderhuis geen andere belangen zijn betrokken dan het belang dat zij, net als iedere schuldeiser, heeft bij volledige betaling van haar vordering.
Het WSNP-verzoek is niet langer aan de orde
4.10.
Omdat het verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord zal worden toegewezen, heeft mevrouw [naam 1] geen belang meer bij haar verzoek om te worden toegelaten tot de WSNP. Dat verzoek zal daarom worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt Gastouderhuis Zuid-Holland in te stemmen met de onder 1.1 bedoelde schuldregeling;
- wijst het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling af.
Dit is een beslissing van mr. L. Mundt, rechter, in samenwerking met B.A.H. van der Ven LL.B., griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2025.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan degene die in het ongelijk is gesteld gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof in Den Haag.