Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
de opdrachtgever,
1.[gedaagde 1] te [woonplaats 1] , gemeente [gemeente] ,
[gedaagde 2]te [woonplaats 2] ,
de bestuurders
1.Kern van de zaak
Spaanse Villa-arrest. Daarbij slaagt het beroep op verjaring. De vorderingen van de opdrachtgever worden daarom afgewezen.
2.2. De procedure
- het herstelexploot van 21 augustus 2024;
- de conclusie van antwoord, met de producties 1 t/m 4;
- het tussenvonnis van 13 november 2024, waarbij een mondelinge behandeling is bevolen.
3.De feiten
Hierbij verklaar ik (…) dat het gehele bouwwerk zal voldoen aan de eisen zoals die zijn vastgelegd in het Bouwbesluit 2003.”
REGULIERE BOUWVERGUNNING(...)2. ToetsingsgrondenOp grond van artikel 44 van de Woningwet mag slechts en moet een reguliere bouwvergunning worden geweigerd indien:a. het bouwen waarop de aanvraag betrekking heeft niet voldoet aan het Bouwbesluit 2003(...)2.1 BouwbesluitHet bouwplan is getoetst aan en voldoet aan de voorschriften van het Bouwbesluit 2003.(...)
3.Besluit(...)II. aan de heer C. de opdrachtgever is hierbij de gevraagde reguliere bouwvergunning verleend, overeenkomstig de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte tekeningen;
"(…) in bovenstaande prijs begrepen is: Alle benodigde tekenwerk (...) sterkteberekeningen (...)."3.3.4. Na verlening van de opdracht zijn de bouwwerkzaamheden van start gegaan. Daarbij waren aan de zijde van [bedrijf 2] BV diverse onderaannemers betrokken. Eind 2008 is de bedrijfsruimte gefinaliseerd en door de opdrachtgever in gebruik genomen.
dat de ontbonden rechtspersoon is opgehouden te bestaan omdat geen bekende baten meer aanwezig zijn met ingang van 30-12-2022.”.
4.Het geschil
Spaanse Villa-arrest (ECLI:NL:HR:2012:BX5881) de regels van ‘de normale’ onrechtmatige daad uit artikel 6:162 BW gelden. De opdrachtgever stelt schade te hebben geleden als gevolg van bedoeld handelen van de bestuurders. De schade, nader op te maken bij staat, bestaat uit de kosten voor herstel van de bedrijfsruimte en gemiste besparingen doordat de constructie de gewilde zonnepanelen niet kan dragen.
4.3. De bestuurders voeren verweer. Zij voeren onder meer aan dat de vermeende vorderingen van de opdrachtgever zijn verjaard. Zij concluderen tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling uitvoerbaar bij voorraad van de opdrachtgever in de daadwerkelijke proceskosten.
5.De beoordeling5.1. De kernvraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de bestuurders in persoon aansprakelijk zijn voor de schade die de opdrachtgever stelt te lijden doordat [bedrijf 2] BV haar verplichtingen uit hoofde van de aannemingsovereenkomst niet zou zijn nagekomen.
Spaanse Villa-arrest van de Hoge Raad van 23 november 2021 (ECLI:NL:HR:2012:BX5881). Volgens de bestuurders mist dit arrest in dit geval toepassing.
Tulip Air-arrest van 5 september 2014 (ECLI:NL:HR:2014:2628) heeft de Hoge Raad het Spaanse Villa arrest nader uitgelegd, en wel als volgt:
3.5.2 Indien een vennootschap tekortschiet in de nakoming van een verbintenis of een onrechtmatige daad pleegt, is uitgangspunt dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor daaruit voortvloeiende schade. Onder bijzondere omstandigheden is evenwel, naast aansprakelijkheid van die vennootschap, ook ruimte voor aansprakelijkheid van een bestuurder van de vennootschap. Voor het aannemen van zodanige aansprakelijkheid is vereist dat die bestuurder ter zake van de benadeling persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Aldus gelden voor het aannemen van aansprakelijkheid van een bestuurder naast de vennootschap hogere eisen dan in het algemeen het geval is. Een hoge drempel voor aansprakelijkheid van een bestuurder tegenover een derde wordt gerechtvaardigd door de omstandigheid dat ten opzichte van de wederpartij primair sprake is van handelingen van de vennootschap en door het maatschappelijk belang dat wordt voorkomen dat bestuurders hun handelen in onwenselijke mate door defensieve overwegingen laten bepalen (vgl. HR 20 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC4959).
Spaanse Villa-arrest niet is voldaan, zodat de opdrachtgever de bestuurders niet rechtstreeks kan aanspreken. Dit oordeel berust op de volgende overwegingen.
5.5.2. Naar eigen stelling van de opdrachtgever (randnummer 28 van de dagvaarding) is [bedrijf 2] BV bij brief van 2 augustus 2021 voor de laatste keer in de gelegenheid gesteld het gebrek te herstellen. Daarbij is een termijn gesteld van twee weken na dagtekening van die brief, dus tot en met 16 augustus 2021. De verjaringstermijn van artikel 7:761 lid BW is dus gaan lopen op 17 augustus 2021. Voor zover de brief van 18 oktober 2021 moet worden opgevat als een stuitingshandeling, is per 19 oktober 2021 een nieuwe verjaringstermijn aangevangen.
- griffierecht € 1.325
- salaris advocaat € 2.428 (2 punten à tarief IV van € 1.214)
- nakosten
€ 178(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 3.931.