ECLI:NL:RBDHA:2025:809
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak tussen verzoekster en college van burgemeester en wethouders van Midden-Delfland
In deze bestuursrechtelijke zaak heeft verzoekster haar beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Midden-Delfland, genomen op 3 juli 2023, ter zitting van 16 januari 2025 ingetrokken. Het college heeft op dezelfde zitting het bestreden besluit ingetrokken, waarmee het tegemoetkwam aan de bezwaren van verzoekster. De rechtbank heeft vervolgens zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen en vastgesteld dat verzoekster recht heeft op een vergoeding van € 907,- voor de gemaakte proceskosten, aangezien de gemachtigde van verzoekster een beroepschrift heeft ingediend. Daarnaast is het college verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. De rechtbank heeft benadrukt dat verzoekster zich hiervoor tot het college moet wenden.
De uitspraak is gedaan door mr. L.C. Bannink, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Goederee, griffier, en is openbaar uitgesproken op 17 januari 2025. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.