ECLI:NL:RBDHA:2025:8050

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
24/3862
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen terugvordering bijstandsvoorschot

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 13 mei 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de beslissing op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag behandeld. Het college had op 2 april 2024 het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet tijdig was ingediend. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en voerde verschillende beroepsgronden aan. De rechtbank oordeelt dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en het beroep ongegrond is.

De zaak betreft een terugvordering van een voorschot van € 2.470,- door het college, omdat eiseres en haar ex-partner geen recht hadden op bijstand. Eiseres stelde dat er sprake was van bijzondere omstandigheden die de termijnoverschrijding verontschuldigbaar maakten, zoals huiselijk geweld en identiteitsfraude door haar ex-partner. De rechtbank concludeert echter dat eiseres het bezwaar niet tijdig heeft ingediend, aangezien de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde op 2 maart 2022, terwijl het bezwaarschrift pas op 6 maart 2024 werd ontvangen.

De rechtbank legt uit dat het niet tijdig indienen van een bezwaarschrift niet verontschuldigbaar is, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn. Eiseres had de mogelijkheid om hulp in te schakelen, maar heeft dit niet gedaan. De rechtbank wijst ook het argument van eiseres af dat een e-mailbericht als bezwaarschrift kan worden beschouwd, omdat dit niet duidelijk genoeg was. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen griffierecht terugkrijgt en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/3862

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 mei 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R. Charité),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, het college

(gemachtigde: mr. A. Salman-Göleli).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres tegen de beslissing op bezwaar van het college van 2 april 2024. Het college heeft het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet tijdig was ingediend. Eiseres is het niet eens met dit besluit. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank het beroep.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Bij het primaire besluit van 21 juni 2019 heeft het college een bedrag van € 2.470,- aan voorschot teruggevorderd van eiseres en haar ex-partner omdat zij geen recht hebben op bijstand. Met het bestreden besluit van 2 april 2024 heeft het college het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaar niet tijdig is ingediend en geen sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 8 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

3. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, kan het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Dat is anders als het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift verontschuldigbaar is. Dit kan onder meer het geval zijn als sprake is van bijzondere (persoonlijke) omstandigheden die de indiener betreffen, zoals psychisch onvermogen of ernstige ziekte van de indiener. Dan laat het bestuursorgaan niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [2]
Een tweede vereiste voor een verschoonbare termijnoverschrijding is dat het bezwaar of beroepschrift zo spoedig mogelijk moet zijn ingediend als redelijkerwijs kon worden verlangd. Wanneer op voorhand duidelijk is dat dit niet het geval is, hoeft de toerekenbaarheid niet te worden beoordeeld. De termijnoverschrijding is dan niet verschoonbaar. [3]
4. Eiseres stelt dat er sprake is van een verschoonbare reden. Ten tijde van de bekendmaking van het primaire besluit woonde zij samen met haar ex-partner. Er is tijdens de relatie sprake geweest van huiselijk geweld. Zij was niet op de hoogte van het primaire besluit omdat de post lange tijd verborgen werd gehouden door haar ex-partner. Pas na de beëindiging van haar relatie is zij op 13 januari 2022 op de hoogte gekomen van de terugvordering door het college. Zij heeft toen contact opgenomen met de Sociale Dienst en op advies van de Sociale Dienst aangifte gedaan bij de politie wegens identiteitsfraude. Dit omdat is gebleken dat haar ex-partner een bijstandsuitkering naar de norm van gehuwden had aangevraagd zonder haar medeweten. Er is door de Sociale Dienst niet geadviseerd om naast aangifte ook alsnog bezwaar te maken tegen het primaire besluit.
4.1.
In het midden kan blijven of het primaire besluit bekend is gemaakt ten tijde van de datum van het primaire besluit. Het primaire besluit is in ieder geval bekendgemaakt op 19 januari 2022. Blijkens het dossier heeft de toenmalige gemachtigde van eiseres, mr. F. Arslan, per e-mailbericht van 10 januari 2022 aan de Sociale Dienst van het college gevraagd om de aan de schulden onderliggende besluiten en stukken aan eiseres op te sturen. Vervolgens heeft het college bij brief van 19 januari 2022 onder andere een kopie gestuurd van het primaire besluit. Eiseres heeft desgevraagd ter zitting ook bevestigd dat ze het primaire besluit toen heeft ontvangen. Dit betekent dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift in ieder geval eindigde op 2 maart 2022 (zes weken na 19 januari 2022). Het college heeft op 7 maart 2024 het bezwaarschrift van eiseres, gedateerd 6 maart 2024, ontvangen. Het bezwaarschrift is dus niet zo spoedig mogelijk ingediend. Dat de Sociale Dienst haar niet heeft geadviseerd om bezwaar te maken, is niet van belang. Het lag niet op de weg van de Sociale dienst om haar erop te wijzen om bezwaar te maken, nog los van het feit dat het contact met de Sociale Dienst waarbij eiseres was geadviseerd aangifte te doen, in augustus/september 2022 heeft plaatsgevonden terwijl eiseres het primaire besluit medio 19 januari 2022 heeft ontvangen. Indien eiseres het primaire besluit niet of onvoldoende begreep vanwege onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal, dan lag het op haar weg om hulp in te schakelen van derden, bijvoorbeeld de advocaat die namens haar de stukken had opgevraagd, het Juridisch Loket of een kennis die het Nederlands wel voldoende beheerste.
4.2.
Ter zitting heeft eiseres nog gesteld dat haar e-mailbericht, genoemd in de rapportage invordering van 25 oktober 2022 (gedingstuk 91), beschouwd kan worden als een bezwaarschrift. De rechtbank is van oordeel dat het college het bewuste e-mailbericht niet hoefde aan te merken als een bezwaarschrift. Uit de zin “I am being accused of taking money (social help) with my ex partner which is not true” kan niet afgeleid worden dat eiseres het niet eens is met de terugvordering van de voorschotten. Zelfs als de rechtbank het e-mailbericht als bezwaarschrift tegen de terugvordering zou beschouwen, zou ook dat overigens ruim buiten de bezwaartermijn zijn ingediend.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van mr. H.J. Verspuij-Fung, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.
3.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 21 november 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2177.