ECLI:NL:RBDHA:2025:8050
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen terugvordering bijstandsvoorschot
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 13 mei 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de beslissing op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag behandeld. Het college had op 2 april 2024 het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet tijdig was ingediend. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en voerde verschillende beroepsgronden aan. De rechtbank oordeelt dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en het beroep ongegrond is.
De zaak betreft een terugvordering van een voorschot van € 2.470,- door het college, omdat eiseres en haar ex-partner geen recht hadden op bijstand. Eiseres stelde dat er sprake was van bijzondere omstandigheden die de termijnoverschrijding verontschuldigbaar maakten, zoals huiselijk geweld en identiteitsfraude door haar ex-partner. De rechtbank concludeert echter dat eiseres het bezwaar niet tijdig heeft ingediend, aangezien de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde op 2 maart 2022, terwijl het bezwaarschrift pas op 6 maart 2024 werd ontvangen.
De rechtbank legt uit dat het niet tijdig indienen van een bezwaarschrift niet verontschuldigbaar is, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn. Eiseres had de mogelijkheid om hulp in te schakelen, maar heeft dit niet gedaan. De rechtbank wijst ook het argument van eiseres af dat een e-mailbericht als bezwaarschrift kan worden beschouwd, omdat dit niet duidelijk genoeg was. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen griffierecht terugkrijgt en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt.