ECLI:NL:RBDHA:2025:805

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 januari 2025
Publicatiedatum
24 januari 2025
Zaaknummer
NL25.10
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Letland

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 januari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een asielzoeker, had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarin zijn asielaanvraag niet in behandeling werd genomen op de grond dat Letland verantwoordelijk was voor de behandeling daarvan. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat hij vreesde dat hij voor de behandeling van zijn beroep zou worden overgedragen aan Letland, terwijl zijn beroep nog niet was behandeld.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van onverwijlde spoed, aangezien de uiterste overdrachtsdatum volgens de Dublinverordening op 27 februari 2025 viel. De voorzieningenrechter weegt het belang van verzoeker om de uitspraak op zijn beroep in Nederland af te wachten zwaarder dan het belang van de minister om verzoeker eerder over te dragen. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening als kennelijk gegrond toegewezen, en werd het bestreden besluit geschorst totdat op het beroep was beslist.

Daarnaast werd de minister veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 907, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.10

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker

v-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. S.A.M. Fikken),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 31 december 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling genomen op de grond dat Letland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed dat gelet op de betrokken belangen vereist.
2. De asielaanvraag van verzoeker is niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw [1] , omdat een andere lidstaat daarvoor verantwoordelijk is zoals bedoeld in de Dublinverordening. [2] Deze verordening stelt een termijn waarbinnen verzoeker dient te worden overgedragen aan de ontvangende lidstaat. Aanvankelijk zou het beroep van verzoeker op zitting worden behandeld op 23 januari 2025. Op verzoek van verzoeker is de behandeling van het beroep aangehouden, omdat de geregelde tolk heeft afgezegd en geen nieuwe beschikbare tolk gevonden is. De voorzieningenrechter stelt vast dat het beroep van verzoeker hoogstwaarschijnlijk niet kan worden afgehandeld binnen deze uiterste overdrachtstermijn. De uiterste overdrachtsdatum is namelijk 27 februari 2025. De vereiste onverwijlde spoed is daarmee gegeven.
3. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter weegt het belang van verzoeker om de uitspraak op zijn beroep in Nederland af te mogen wachten zwaarder dan het belang van verweerder om verzoeker daarvóór al over te dragen. De voorzieningenrechter wijst om die reden het verzoek om een voorlopige voorziening als kennelijk gegrond toe en schorst het bestreden besluit totdat op het beroep tegen het bestreden besluit is beslist.
4. De voorzieningenrechter ziet in de toewijzing van het verzoek aanleiding om verweerder te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 907, bestaande uit een punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 907 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- bepaalt dat verzoeker niet mag worden overgedragen zolang niet op het beroep tegen het bestreden besluit is beslist.(NL25.9) is beslist;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 907 (negenhonderdzeven euro).
Deze uitspraak is gedaan op 23 januari 2025 door mr. J.F.I. Sinack, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van S.A. Sewratan, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.