Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[verzoeker], verzoeker
de minister van Asiel en Migratie, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 januari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een asielzoeker, had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarin zijn asielaanvraag niet in behandeling werd genomen op de grond dat Letland verantwoordelijk was voor de behandeling daarvan. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat hij vreesde dat hij voor de behandeling van zijn beroep zou worden overgedragen aan Letland, terwijl zijn beroep nog niet was behandeld.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van onverwijlde spoed, aangezien de uiterste overdrachtsdatum volgens de Dublinverordening op 27 februari 2025 viel. De voorzieningenrechter weegt het belang van verzoeker om de uitspraak op zijn beroep in Nederland af te wachten zwaarder dan het belang van de minister om verzoeker eerder over te dragen. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening als kennelijk gegrond toegewezen, en werd het bestreden besluit geschorst totdat op het beroep was beslist.
Daarnaast werd de minister veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 907, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.