ECLI:NL:RBDHA:2025:800

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
24 januari 2025
Zaaknummer
NL24.42613
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse eiser op basis van homoseksuele geaardheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van een Nigeriaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, die op 17 mei 2023 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel indiende, had eerder al twee asielaanvragen gedaan die beide waren afgewezen. De minister van Asiel en Migratie had de huidige aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de homoseksuele geaardheid van de eiser niet geloofwaardig werd geacht. De rechtbank heeft op 14 januari 2025 het beroep van de eiser ongegrond verklaard.

De rechtbank oordeelt dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn gestelde groei in het bewustzijn van zijn seksuele identiteit. Eiser had verklaard dat hij door zijn verblijf in Nederland en contacten met organisaties een groei had doorgemaakt, maar de rechtbank vond dat hij dit niet concreet had gemaakt. De rechtbank wijst erop dat het aan de eiser is om zijn homoseksuele identiteit aannemelijk te maken, en dat hij hierin niet is geslaagd. De rechtbank heeft ook de verklaringen van derden die de eiser had overgelegd als onvoldoende beoordeeld.

De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. De eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen in hoger beroep gaan bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.42613

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 januari 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. E.R. Hagenaars),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. I. Lohman-Kamphuis)

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Hij heeft op 17 mei 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 30 oktober 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 17 december 2024 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit het beroep [1] , op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van eisers asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Achtergrond van deze zaak
4. Eiser heeft de Nigeriaanse nationaliteit. Hij legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser heeft eerder een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Bij deze aanvraag heeft hij verklaard dat hij homoseksueel is en dat hij daarom niet kan terugkeren naar Nigeria. De minister heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de homoseksuele geaardheid niet geloofwaardig werd geacht. Dit besluit staat in rechte vast. [2]
4.1.
Op 23 augustus 2018 heeft eiser een opvolgende aanvraag ingediend. Hieraan heeft
hij (opnieuw) ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is. De minister heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat verklaringen van derden kunnen dienen als onderbouwing van de gestelde seksuele gerichtheid, maar het aan eiser zelf is om zijn homoseksuele gerichtheid aannemelijk te maken en daarin is hij volgens de minister niet geslaagd. Ook dit besluit staat in rechte vast [3] .
4.2.
Op 17 mei 2023 heeft eiser zijn huidige, derde asielaanvraag ingediend. Eiser heeft ook hieraan ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is. Hij stelt dat hij, vanwege zijn verblijf in Nederland en zijn contacten met diverse organisaties, een groei heeft doorgemaakt met het bewustzijn van zijn seksuele identiteit. Hij kan zijn gevoelens en emoties beter duiden en benoemen. Ook heeft hij een relatie gehad. Ter onderbouwing heeft eiser een aantal documenten overgelegd, zoals een verklaring van Rainbow Den Haag van 10 april 2023 met een kopie van zijn lidmaatschapspas, een verklaring van [naam 1] van 24 mei 2022, een rapport ‘Trots of schaamte, het vervolg’ van juni 2022, een verklaring van [naam 2] van 31 mei 2022, een verklaring van Queer to Support van 21 oktober 2024 en diverse foto’s.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
1) Eisers identiteit, nationaliteit en herkomst;
2) Eisers homoseksuele geaardheid.
De minister stelt zich hierover op het standpunt dat het eerste asielmotief geloofwaardig is. Echter, de minister acht het tweede asielmotief ongeloofwaardig. De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag kennelijk ongegrond is.
Heeft de minister op goede gronden geconcludeerd dat eiser de gestelde groei met betrekking tot zijn seksuele identiteit niet inzichtelijk heeft gemaakt?
6. Eiser betoogt dat de minister ten onrechte heeft geconcludeerd dat hij de gestelde groei niet inzichtelijk heeft gemaakt en dat er authentieke en persoonlijke onderdelen zouden ontbreken in het relaas. Eiser heeft wel inzichtelijk gemaakt wat hij heeft doorgemaakt, omdat hij heeft gesproken over meer weten en meer inzicht hebben, het fijn vinden zich te kunnen bewegen tussen mensen zoals hijzelf, het ervaren van vreugde en het weerbaarder zijn. Verder voert eiser aan dat de minister bij de beoordeling van zijn asielaanvraag geen rekening heeft gehouden met het feit dat hij een hersenbloeding heeft gehad en daar nog steeds herstellende van is.
6.1.
Over de groei met betrekking tot zijn homoseksuele identiteit heeft eiser in het gehoor opvolgende aanvraag het volgende verklaard [4] :
(…)
“Ik vind dit nog vrij algemeen. Kunt u daar concrete voorbeelden van noemen?
Wat voor voorbeelden?
Ik stel de vraag aan u. Kunt u daar een concreet voorbeeld van geven?
Wij ontmoeten bij vergaderingen. We praten met elkaar. Dan, op dat moment, ben ik met soortgelijken. We gaan met elkaar om. We gaan uit. We doen mooie dingen. Het is lekker om met elkaar te zijn. Ik neem deel aan alles wat we doen. Het geeft vreugde. Er wordt liefde uitgestraald. Liefde van de afgelopen jaren is niet te beschrijven. De pure liefde van de LHBTI-gemeenschap.”
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat de minister terecht stelt dat eiser in algemeenheden heeft verklaard, geen concrete voorbeelden noemt en niet inzichtelijk heeft gemaakt dat hij de gestelde groei met betrekking tot zijn homoseksuele identiteit heeft doorgemaakt. Het is immers aan eiser om de groei te beschrijven, nu dit, en zo blijkt uit de aanbiedingsbrief bij de aanvraag, voor hem de aanleiding is geweest om een derde asielaanvraag in te dienen. Eiser is daarin niet geslaagd.
6.3.
Met betrekking tot de stelling dat eiser zich heeft vergist in de achternaam van zijn ex-vriend, waarmee hij twee jaar lang een relatie stelt te hebben gehad, stelt de minister terecht dat eiser al meer dan tien jaar weg is uit Nigeria en daarom gewend zou zijn aan de achternamen die hier worden gebruikt. Eisers gestelde geheugenproblemen kunnen niet dienen als onderbouwing voor de vergissing in de achternaam van eisers ex-vriend. Verweerder heeft deze vergissing dus opmerkelijk mogen achten en in het nadeel van eiser mee kunnen wegen. Tot slot heeft de minister de verklaringen van derden die eiser heeft overgelegd als onvoldoende mogen beschouwen, reeds omdat eiser zelf niet voldoende concreet over zijn gestelde homoseksuele geaardheid heeft verklaard. Dat eiser daarover als gevolg van een hersenbloeding niet meer of anders kan verklaren dan hij heeft gedaan, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt. De verwijzing van eiser naar de signaleringslijst die na het voornemen is ingevuld door een medewerker van VluchtelingenWerk Nederland acht de rechtbank onvoldoende als onderbouwing voor de stelling dat eiser op korte én op lange termijn problemen heeft met zijn geheugen als gevolg van een hersenbloeding. Met de minister is de rechtbank van oordeel dat niet gebleken is dat de genoemde signaleringslijst door een arts of ander persoon met een medische achtergrond is opgesteld en daarom niet de gewenste waarde kan worden toegekend aan de signaleringslijst. [5] De signaleringslijst kan dan ook niet dienen als onderbouwing voor de stelling dat eiser de groei die hij naar eigen zeggen heeft doorgemaakt niet kan beschrijven op de manier zoals de minister van hem verwacht. Eiser heeft verder geen medische stukken overgelegd om nader te onderbouwen dat hij geheugenproblemen heeft dan wel niet in staat is om goed te verklaren wegens medische problemen. De rechtbank volgt eiser dus niet in zijn standpunt dat de minister bij de beoordeling van eisers verklaring ten onrechte geen rekening heeft gehouden met het feit dat hij een hersenbloeding heeft gehad en daar nog steeds herstellende van is. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Raat, rechter, in aanwezigheid van mr. B. Göbel, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaak NL24.42614.
2.Bij uitspraak van 8 mei 2017 zittingsplaats ’s Hertogenbosch, ECLI:NL:RBOBR:2017:2309 en bij uitspraak van 27 juni 2017 ABRvS, 201704622/1/V2 en 201704622/2/V2.
3.Bij uitspraak van 20 mei 2019, zittingsplaats Groningen, zaaknummer NL19.8369 (niet gepubliceerd) en bij uitspraak van 5 juli 2019, ABRvS 201 904102/1/V2 en 201 904102/2/V2 (niet gepubliceerd).
4.Gehoor opvolgende aanvraag 24 oktober 2024, p. 5.
5.Zie ook de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht van 19 juli 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:12081.