In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen de Minister van Asiel en Migratie. Eiser had eerder een beroep ingesteld dat niet-ontvankelijk werd verklaard wegens prematuur indienen van de ingebrekestelling. Dit nieuwe beroep betreft de asielaanvraag van eiser, ingediend op 5 oktober 2023, waar de minister niet tijdig op heeft beslist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de beslistermijn met negen maanden heeft verlengd, maar deze termijn is inmiddels verstreken. Eiser heeft de minister verzocht om binnen twee weken te beslissen, maar dit is niet gebeurd, waarna eiser beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond verklaard. De minister is opgedragen om binnen zestien weken na de uitspraak een besluit te nemen op de aanvraag. Indien de minister deze termijn overschrijdt, moet zij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast is de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 453,50.