Op 28 april 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin eiser, vertegenwoordigd door mr. L. Sinoo, beroep heeft ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie. Eiser stelde dat de minister niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank oordeelde dat de minister de aanvraag op 14 november 2023 had ontvangen en dat hij uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag had moeten beslissen. De minister had deze termijn echter met negen maanden verlengd, maar eiser had de minister op 10 maart 2025 in gebreke gesteld, waarna hij beroep instelde. De rechtbank oordeelde dat het beroep gegrond was, omdat eiser meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep had ingesteld tegen het niet tijdig beslissen.
De rechtbank gaf de minister een termijn van twee weken om alsnog een besluit te nemen, maar oordeelde dat in dit geval een langere termijn nodig was. De rechtbank volgde het 8+8-wekenmodel, wat betekent dat de minister binnen acht weken na de uitspraak een gehoor omtrent de asielmotieven van eiser moet afnemen en binnen acht weken daarna het besluit op de aanvraag bekend moet maken. De rechtbank legde een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de minister de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast werd de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50, omdat eiser een professionele juridische hulpverlener had ingeschakeld.