In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 1 mei 2025, gaat het om een beroep dat is ingediend door een eiser tegen de minister van Asiel en Migratie. De eiser had op 22 juni 2023 een asielaanvraag ingediend, maar de minister had niet binnen de wettelijk vereiste termijn van zes maanden beslist. De rechtbank oordeelt dat de termijn van de minister met negen maanden is overschreden en dat de minister niet heeft gereageerd op het verzoek van de eiser om binnen twee weken alsnog te beslissen. Hierdoor is het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond verklaard. De rechtbank legt de minister op om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag. Indien de minister deze termijn overschrijdt, moet zij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank overweegt dat deze dwangsom redelijk is, gezien de capaciteitsproblemen bij de minister. Daarnaast moet de minister de proceskosten van de eiser vergoeden, vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is gedaan door rechter mr. R. Tesfai, in aanwezigheid van griffier F.Q. Peters, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl.