Op 10 april 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin eiser, vertegenwoordigd door mr. G.J. Dijkman, beroep heeft ingesteld tegen de Minister van Asiel en Migratie. Eiser stelde dat de minister niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn waarbinnen de minister had moeten beslissen, is overschreden en dat eiser de minister rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Hierdoor was het beroep terecht ingediend en werd het gegrond verklaard.
De rechtbank heeft bepaald dat de minister binnen acht weken na verzending van de uitspraak een besluit op de aanvraag moet nemen. Indien de minister besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na verzending van de uitspraak bekend worden gemaakt. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, vastgesteld op € 453,50, en het door hem betaalde griffierecht van € 194,- moet door de minister worden vergoed.
De uitspraak is openbaar gemaakt en biedt de mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken na verzending.