ECLI:NL:RBDHA:2025:724

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 januari 2025
Publicatiedatum
23 januari 2025
Zaaknummer
09/182758-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het aanzetten tot zelfdoding en behulpzaam zijn bij zelfdoding met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

Op 24 januari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het aanzetten tot zelfdoding en behulpzaam zijn bij zelfdoding van een 32-jarige vrouw, hierna aangeduid als [naam 1]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in de periode van 7 tot en met 25 november 2021, opzettelijk [naam 1] heeft aangezet tot zelfdoding, terwijl deze zelfdoding daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De verdachte heeft via WhatsApp contact gehad met [naam 1] en haar aangemoedigd en bemoedigd in haar voornemen om zichzelf van het leven te beroven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen morele steun heeft geboden, maar ook instructies heeft gegeven over de inname van een zelfdodingsmiddel en de regie heeft genomen over het bestelproces daarvan. Dit alles heeft bijgedragen aan de uitvoering van [naam 1]'s zelfdodingsplan.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden met een proeftijd van 3 jaren, alsook een taakstraf van 240 uren. De vordering van de benadeelde partij, de moeder van [naam 1], werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de rechtbank oordeelde dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De rechtbank benadrukte dat de dood van [naam 1] niet uitsluitend aan de verdachte kan worden toegerekend, maar dat zijn handelen wel degelijk heeft bijgedragen aan haar beslissing om zelfdoding te plegen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van [naam 1] in haar overwegingen meegenomen, evenals de rol van de verdachte als lid van de Coöperatie Laatste Wil.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/182758-24
Datum uitspraak: 24 januari 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedag] 1945 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 10 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.K. Schoep en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. P.A. Groenhuis naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 10 januari 2025 – ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 7 november 2021 tot en met 25 november 2021, in de gemeente Breda en/of Bodegraven-Reeuwijk, in ieder geval in Nederland, opzettelijk een ander, te weten [naam 1] , tot zelfdoding heeft aangezet, terwijl die zelfdoding daarop is gevolgd, immers heeft hij, verdachte,
- die [naam 1] afgeschermd/afgehouden van ontmoetingen met hulpverleners en/of kritiek geuit op die hulpverleners, door aan die [naam 1] (via whatsapp) te schrijven:
- Zo gaat dat dus. Niet jij, maar de hulpverlener staat centraal. Niet jouw wens is leidend. Maar wat de hulpverlener wil, moet het zijn. Dat helpt jou echt niet verder (p. 155 dossier) en/of
-Misschien is het raadzaam, dat je vandaag je huis even verlaat, en/of Contact met hulpverleners: wees vriendelijk, toon je luisterende oor, geef geen meningen, maar stel vragen (p. 187 dossier) en/of
- Het lijkt mij niet moeilijk om de GGZ buiten je plannen te houden. Humanitas kun je gemakkelijk afzeggen of uitstellen (p. 194/195 dossier);
en/of
- die [naam 1] bemoedigd en/of aangemoedigd tot die zelfdoding, door aan die [naam 1] (via whatsapp) te schrijven:
- Via [naam 2] . zijn er inmiddels talloze pakketten onder de mensen. De CLW beschikt over ruim 40 rapportages over de gang van zaken. Voortreffelijk verloop, alleen is er voor een aantal mensen geduld nodig. Het proces verloopt pijnloos en zonder krampen en benauwdheid. Prachtig toch? (p. 141 dossier) en/of
- Wie weet lukt het je (p. 148 dossier) en/of
- Dat zou fantastisch zijn. Met het vooruitzicht dat het je gaat krijgen, zal je lichaam je vast helpen te wachten tot je het hebt (p. 149 dossier) en/of
- Hou me op de hoogte van je import uit UK. Het overschot wil ik graag van je overnemen. Sterkte in je strijd (p. 151 dossier) en/of
- Deze doelstelling, voor de feestdagen, lijkt mij gemakkelijk haalbaar en/of: Feest is het als je ogen definitief gesloten zij en je adem voorbij (p. 155 dossier) en/of
- IK HEB BEWONDERING VOOR JE MOED EN DOORZETTINGSVERMOGEN (p. 170 dossier) en/of
- Zie je wel: moed en doorzettingsvermogen. Ga dóór met je actie (p. 171 dossier) en/of
- JE DOET HET GOED!! (p. 172 dossier) en/of
- De oude [voornaam] bestaat niet meer. Zij is geleidelijk uit het leven weggegleden. Nu zit iedereen in de modus van ontkenning. De ontnuchtering komt als een donderslag zodra het nieuws in de familie neerdaalt. Dit is niet meer tegen te houden. Jij bent de grens allang voorbij. En je hebt lange tijd nagedacht over je besluit. Hier is absoluut geen sprake van een onbezonnen daad (p. 193 dossier) en/of
- Zoals alles gelopen is, is onomkeerbaar. Alles wat je me gedeeld hebt, geeft me gevoelens van onvermogen. Oordelen doe ik niet en hoef ik niet. Wel heb ik alle begrip voor je keuzes in deze dagen. Keuzes in het verleden doen er niet meer toe. De gevolgen zijn definitief en onomkeerbaar (p. 194 dossier) en/of
- JIJ HOUDT HET VOL! Dat kun je (p. 196 dossier) en/of
- Jawel, jij gaat dit volhouden, want je bent een sterke vrouw. Veel heb je geleden. Je hebt veel verdriet gehad. Maar er is licht aan het eind van de tunnel: eeuwige rust (p. 204 dossier) en/of
- Je hebt een heel zwaar traject afgelegd. Ik vind dat je het fantastisch gedaan hebt. Maar je bereikt je doel, 100% zeker en zonder pijn. Ook als ik niet reageer, meld me svp zolang als je kunt hoe het met je verloopt. Dat beloof ik je ernstig (p. 245-246 dossier).
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 7 november 2021 tot en met 25 november 2021, in de gemeente Breda en/of Bodegraven-Reeuwijk, in ieder geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest bij de zelfdoding van [naam 1] , terwijl die
zelfdoding daarop is gevolgd, immers heeft hij, verdachte,
- er bij die [naam 1] aangestuurd op en/of die [naam 1] aangeraden tot toepassing van [middel X] in plaats van [Middel Y] en/of
- die [naam 1] instructies gegeven over de wijze van inname van [middel X] in combinatie met één of meer andere middelen en/of
- regie genomen over en/of geholpen bij het bestelproces van [middel X] en/of bij het instrueren over de zetpilmethode en/of
- zodoende en/of anderszins sturing gegeven op en/of instructies gegeven over de inname van een zelfdodingsmiddel door die [naam 1] en/of de voorbereiding daarvan.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
Deze zaak betreft een gevoelig onderwerp. Eind november 2021 is [voornaam] [naam 1] (hierna: [naam 1] ) overleden in de leeftijd van 32 jaar. Uit onderzoek bleek dat ze zichzelf het leven heeft benomen door middel van een zelfdodingsmiddel. Na haar overlijden bleek dat zij in haar laatste weken intensief contact had met de verdachte. Dit contact vond uitsluitend plaats via WhatsApp. Met toestemming van de verdachte zijn deze WhatsApp-berichten veiliggesteld. De verdachte heeft zich van meet af aan op het standpunt gesteld dat hij in de contacten met [naam 1] binnen de grenzen van de wet is gebleven. De officier van justitie heeft de verdachte echter ten laste gelegd dat hij [naam 1] heeft aangezet tot zelfdoding en haar daarbij behulpzaam is geweest. Het gaat bij de bewijsvraag dus in belangrijke mate om een kwalificatie van de WhatsApp-berichten die tussen de verdachte en [naam 1] zijn gewisseld.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen verklaard. De verdachte heeft [naam 1] aangezet tot zelfdoding en is daarbij bovendien behulpzaam geweest. Op specifieke standpunten van de officier van justitie zal hierna – voor zover van belang – nader worden ingegaan.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van beide ten laste gelegde feiten, omdat hij heeft gehandeld binnen de grenzen van de wet. Op specifieke standpunten van de verdediging zal hierna – voor zover van belang – nader worden ingegaan.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.5.
Bewijsoverwegingen
Juridisch kader
Algemeen
Zelfdoding is niet strafbaar. Artikel 294 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) stelt het aanzetten tot zelfdoding en het daarbij behulpzaam zijn wel strafbaar. Deze strafbaarstelling beschermt het meest elementaire recht van de mens, namelijk het recht op leven. Het menselijk leven is een zo zwaarwegend belang dat het ook wordt beschermd als degene om wie het gaat zelf niet meer in leven wenst te blijven.
Hulp bij zelfdoding is in beginsel slechts uitgesloten van strafbaarheid als die hulp wordt verleend door een arts, die daarbij moet voldoen aan de zorgvuldigheidseisen zoals bedoeld in de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.
Voor een bewezenverklaring van artikel 294 Sr is vereist dat de zelfdoding daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Verder is van belang dat het bestanddeel ‘opzettelijk’ alle gradaties van opzet omvat, ook het voorwaardelijk opzet. Dit opzet moet zijn gericht op het eigen handelen en op de strekking daarvan, namelijk het begunstigen van zelfdoding.
Artikel 294, eerste lid, Sr: aanzetten tot zelfdoding
De strafbaarstelling van aanzetten tot zelfdoding heeft een sterk theoretisch karakter, omdat sinds de invoering van het Wetboek van Strafrecht in 1886 geen enkele veroordeling voor dit misdrijf is gevolgd. De rechtbank kan daardoor geen aansluiting zoeken bij eerdere uitspraken.
Uit de tekst en de geschiedenis van de wet blijkt dat aan de wijze waarop sprake kan zijn van ‘aanzetten’ in de zin van artikel 294, eerste lid, Sr geen beperkingen zijn gesteld. De rechter zal van geval tot geval moeten beslissen of daarvan sprake is. Voor een bewezenverklaring van aanzetten tot zelfdoding zullen de ten laste gelegde gedragingen wel relevant en van enig gewicht moeten zijn geweest in het licht van de zelfdoding zoals die uiteindelijk heeft plaatsgevonden.
De grammaticale uitleg van ‘aanzetten tot’ leidt volgens het woordenboek van Van Dale naar de begrippen ‘aansporen’ (iemand tot grotere inspanning etc. opwekken), ‘stimuleren’ (tot werkzaamheid prikkelen) en ‘aanmoedigen’ (de moed versterken om door te gaan).
De rechtbank is van oordeel dat – zoals ook de officier van justitie uitvoerig heeft uiteengezet – een reeds bestaand voornemen tot zelfdoding niet in de weg staat aan het bewijs dat een ander die persoon tot zelfdoding heeft aangezet. Het ‘aanzetten tot’ behoeft niet noodzakelijkerwijs betrekking te hebben op de vorming van het wilsbesluit tot zelfdoding, maar kan ook op een andere wijze gestalte krijgen. Zoals in de vorm van een (voortdurend) bevestigen van dat wilsbesluit en een ander daaraan herinneren of daaraan houden, of in de vorm van het aansporen en aanmoedigen. Ook iemand met de wens en het voornemen zijn leven te beëindigen kan dus nog daartoe worden aangezet in de zin van artikel 294, eerste lid, Sr.
In dit verband is ook van belang op te merken dat suïcidaliteit (het geheel van gedachten, voorbereidingshandelingen en/of pogingen om zichzelf het leven te benemen) moeilijk voorspelbaar en veranderlijk van aard is. Daarbij spelen vele factoren een rol. De kans op suïcidaal gedrag kan worden verminderd door onder meer een goede behandelrelatie en een steunend sociaal netwerk. [1]
Artikel 294, tweede lid, Sr: behulpzaam zijn bij zelfdoding
Het begrip ‘behulpzaam zijn’ in artikel 294 Sr is in dat artikel en in de wetsgeschiedenis niet nader omlijnd. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat bij de afbakening van dit begrip daarom aansluiting zal moeten worden gezocht bij het algemeen spraakgebruik. Of een gedraging onder die term ‘behulpzaam zijn’ kan worden begrepen is in belangrijke mate afhankelijk van de omstandigheden van het geval; de weging en waardering daarvan is voorbehouden aan de rechter die over de feiten oordeelt (Hoge Raad 5 december 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZD0309). Van ‘behulpzaam zijn’ kan ook sprake zijn als het gaat om gedragingen die niet tijdens de uitvoering van de zelfdoding zijn verricht, maar daaraan voorafgaand (Hoge Raad 22 maart 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR8225). Tussen de geboden hulp en de zelfdoding hoeft geen causaal verband te bestaan. Het gaat erom of de verdachte het door zijn handelen voor de ander mogelijk of gemakkelijker heeft gemaakt om zichzelf te doden (Hoge Raad 18 maart 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC4463).
Als de betrokkenheid bij zelfdoding bestaat uit het voeren van gesprekken, het bieden van morele steun of het verschaffen van informatie (boekjes, foldermateriaal), dan is dat niet aan te merken als strafbare behulpzaamheid, zo blijkt uit de parlementaire geschiedenis. Dat is anders als de behulpzaamheid het karakter krijgt van instrueren, initiatief nemen of regievoeren. In dergelijke gevallen kan wél sprake zijn van strafbaar handelen.
Toegepast op de zaak
Feit 1: aanzetten tot zelfdoding
Het dossier bevat een groot aantal WhatsApp-berichten die zijn verstuurd tussen de verdachte en [naam 1] . In deze berichten is te lezen dat [naam 1] aan de verdachte heeft gevraagd om een zelfdodingsmiddel aan haar te (laten) verstrekken, waarop de verdachte meermaals heeft laten weten dat hij daartoe niet bereid was. Ook is in de berichten te lezen dat de verdachte [naam 1] heeft gewezen op de mogelijkheid van een euthanasietraject, al heeft hij daar direct kanttekeningen bij gemaakt, en dat hij haar aanvankelijk voor fysieke problemen doorverwees naar de huisarts.
Verder stelt de rechtbank vast dat [naam 1] vanaf de eerste dag aan de verdachte liet weten dat zij zichzelf van het leven wilde beroven en dat zij op zoek was naar een geschikte manier. Het was dus niet de verdachte die [naam 1] op het idee heeft gebracht om zichzelf van het leven te beroven.
Op basis van de berichten van de verdachte (zoals weergegeven in de bijlage met bewijsmiddelen) concludeert de rechtbank echter ook dat de verdachte berichten heeft gestuurd waarin hij kritisch was op hulpverleners (‘Niet jij, maar de hulpverlener staat centraal. Niet jouw wens is leidend. Maar wat de hulpverlener wil, moet het zijn. Dat helpt jou echt niet verder’) en [naam 1] heeft geadviseerd hoe zij deze hulpverleners (de GGZ, Humanitas, de psychiater) op afstand kon houden. De verdachte stuurde deze berichten omdat [naam 1] bang was dat de hulpverleners zouden ontdekken dat zij een zelfdodingsmiddel had besteld. Toen [naam 1] bang was dat zij zou worden opgenomen voordat het zelfdodingsmiddel zou worden bezorgd, heeft de verdachte haar gezegd dat ze zich niet moest laten opnemen, omdat ze dan niets meer te vertellen zou hebben en weken of maanden verder zou zijn.
Verder heeft de verdachte vele berichten aan [naam 1] gestuurd waarin hij haar heeft bemoedigd en aangemoedigd om vast te houden aan het voornemen om zich van het leven te beroven. Door haar vele malen dit soort aanmoedigende berichten te sturen heeft hij haar telkens weer herinnerd aan haar voornemen om zichzelf te doden en heeft hij haar aangespoord om die koers te blijven volgen (‘Je bent GEWELDIG / JIJ HOUDT HET VOL! Dat kun je. / Het gaat je lukken. Je gaat slagen!! / Raap al je moed bij elkaar en geef de strijd NIET op. Je hebt nog kracht over. Je weet dat de oplossing onderweg is. / Je bent goed bezig’).
Naast aanmoedigen en aansporen, heeft de verdachte [naam 1] meerdere malen op indringende wijze gewezen op de onomkeerbaarheid van haar besluit tot zelfdoding (‘feest is het als je ogen definitief gesloten zijn en je ademhaling voorbij. / De “oude” [voornaam] bestaat niet meer. Zij is geleidelijk uit het leven weggegleden. / Dit is niet meer tegen te houden. Jij bent de grens allang voorbij en je hebt lange tijd nagedacht over je besluit. Hier is absoluut geen sprake van een onbezonnen daad. / Maar er is licht aan het einde van de tunnel: eeuwige rust. / Je tijd worstel je doorheen. Want je hebt geen alternatief’).
Deze berichten moeten worden beoordeeld tegen de achtergrond van de psychische problematiek waarmee [naam 1] te kampen had. Uit de verklaring van haar zus, aangeefster [naam 5] , blijkt dat [naam 1] zwakbegaafd was en te maken had met een bipolaire stoornis en psychoses. Er was een behandelplan opgesteld, maar in de laatste weken voor haar dood (de weken waarin zij ook contact had met de verdachte) nam [naam 1] steeds meer afstand van de hulpverlening. Haar ex-partner, getuige [naam 3] , kwam bijna dagelijks bij [naam 1] langs en beschrijft haar als een heel kwetsbaar persoon. Hij heeft verklaard dat zij niet of nauwelijks in staat was om beslissingen te nemen, zelfs niet over wat ze zou eten.
Het onvermogen om beslissingen te nemen blijkt ook uit de WhatsApp-conversatie met de verdachte. Hoewel [naam 1] aanvankelijk met name op zoek was naar een geschikt zelfdodingsmiddel en naar informatie daarover, is in de berichten gaandeweg een verschuiving zichtbaar in de verhouding tussen de verdachte en [naam 1] . Naarmate de tijd verstreek stelde [naam 1] steeds meer vragen aan de verdachte, over het innemen van medicijnen, over het omgaan met afspraken met hulpverleners, over de vraag of het allemaal wel zou lukken. De verdachte was de enige persoon die op de hoogte was van de plannen van [naam 1] en was betrokken bij de praktische voorbereidingen. [naam 1] vroeg hem dagelijks vele malen om hulp, advies en bevestiging. Daardoor werd de verdachte steeds meer haar steun en toeverlaat.
Tegen die achtergrond is het wrang te constateren dat de verdachte intussen bijzonder weinig wist over de situatie en de problematiek van [naam 1] . De verdachte heeft de berichten van [naam 1] daarover voor kennisgeving aangenomen en heeft zich nauwelijks verdiept in de persoon met wie hij te maken had.
Daar komt bij dat in de berichten is te zien dat er momenten zijn geweest waarop [naam 1] leek te twijfelen over beslissingen en over de ingezette koers (‘Ik zou wel ffe wat weken terug willen, pff, maar goed dat gaat niet, hoe graag ik zou willen / Ik wil helemaal niet maar wil ook rust euthanasie duurt te lang. / Ben erg bang / zo zenuwachtig ik weet het sorry. Kon altijd al moeilijk kiezen / ik wil echt niet verder maar ook zenuwachtig als het niet zo was had ik door gewilt’). Op dergelijke momenten heeft de verdachte [naam 1] aangemoedigd om door te gaan en vol te houden, terwijl hij ook ervoor had kunnen kiezen om hulpverlening in te schakelen, contact te zoeken met familie of vrienden van [naam 1] of haar te adviseren om dit zelf te doen. Dit heeft de verdachte nagelaten. Hij hielp haar juist om hulpverlening en familieleden op afstand te houden. Op de dag van haar dood heeft hij haar zelfs geschreven: ‘Sluit je volledig af voor de afwijzende mening van anderen.’
De verdachte heeft aangevoerd dat van aanzetten tot zelfdoding geen sprake is omdat [naam 1] al voornemens was om zich van het leven te benemen en heeft erop gewezen dat het initiatief in de WhatsApp-conversatie steeds van [naam 1] kwam. De rechtbank heeft echter hiervóór al overwogen dat dit voornemen van [naam 1] het aanzetten door de verdachte niet uitsluit. Zijn handelen heeft er mede toe bijgedragen dat zij dit voornemen heeft uitgevoerd. Dat [naam 1] vaak het eerste bericht van de dag stuurde is daarbij niet relevant.
Al het voorgaande leidt tot de volgende conclusie. Hoewel [naam 1] zelf al het voornemen had om zich van het leven te beroven, blijkt tegelijk dat zij een kwetsbaar persoon was en dat ze nauwelijks zelf beslissingen kon nemen. In deze omstandigheden heeft de verdachte [naam 1] keer op keer aangemoedigd om vol te houden, heeft hij haar aangespoord om bij haar plan te blijven en heeft hij dit plan beschreven als een onomkeerbaar besluit. Intussen was de verdachte niet op de hoogte van de werkelijke situatie van [naam 1] en heeft hij daarnaar nauwelijks onderzoek gedaan. Zelfs op momenten dat [naam 1] leek te twijfelen, is de verdachte haar nadrukkelijk blijven aanmoedigen om vol te houden en door te gaan. Die momenten van twijfel had hij kunnen aangrijpen om [naam 1] in de richting van hulpverlening te leiden en haar van haar voornemen tot zelfdoding af te krijgen. Zijn handelen heeft er mede toe bijgedragen dat zij haar voornemen heeft uitgevoerd. Dit alles brengt de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte [naam 1] heeft aangezet tot zelfdoding.
In dit oordeel ligt besloten dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld. Het handelen van de verdachte kan naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op het gevolg van zelfdoding, dat het – behalve als sprake is van contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op die zelfdoding bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties is niet gebleken.
Feit 2: behulpzaam zijn bij zelfdoding
Uit de berichten van de verdachte (zoals weergegeven in de bijlage met bewijsmiddelen) blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de verdachte er bij [naam 1] op heeft aangestuurd dat zij [middel X] zou gebruiken in plaats van [Middel Y] en dat hij haar instructies heeft gegeven over de wijze van inname van dit middel in combinatie met medicijnen.
Daarnaast heeft de verdachte op bepaalde momenten regie genomen over het bestelproces van het zelfdodingsmiddel. Zo heeft hij een stappenplan gestuurd voor de betaling van de factuur (met de aanhef: ‘Dit staat je te doen’), heeft hij berichten gedicteerd die [naam 1] aan de leverancier kon doorgeven en heeft hij haar advies gegeven over hoe zij de betaling in orde kon maken nadat de bank die aanvankelijk weigerde.
Ook heeft de verdachte [naam 1] instructies gegeven over het maken van zetpillen met daarin het zelfdodingsmiddel.
Tot slot heeft de verdachte regie gevoerd over de voorbereiding van zelfdoding door [naam 1] gedetailleerde instructies te geven over de inname van medicijnen, het afhouden van hulpverleners op de laatste dag van haar leven en het innemen van het zelfdodingsmiddel.
De verdachte heeft verklaard dat hij [naam 1] alleen informatie heeft verstrekt die door iedereen kan worden verkregen via openbare bronnen en dat het [naam 1] zelf ongetwijfeld ook was gelukt om de factuur voor het zelfdodingsmiddel te betalen. De rechtbank volgt de verdachte niet in deze verklaring. Uit alle berichten blijkt overduidelijk dat de verdachte deskundiger was dan [naam 1] . Het is maar de vraag of het haar gelukt was om zonder advies van derden een zelfdodingsmiddel in huis te krijgen waarin ze voldoende vertrouwen had om het in te nemen. Het was dankzij de adviezen van de verdachte dat de betaling van dat middel lukte. Zijn handelen ging verder dan het geven van louter informatieve mededelingen en heeft het voor [naam 1] in elk geval gemakkelijker gemaakt om zichzelf te doden.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte minst genomen voorwaardelijk opzet had op de hulp bij zelfdoding. De kans dat het door de hulp van de verdachte voor [naam 1] gemakkelijker zou zijn om zichzelf te doden, was in dit geval aanmerkelijk te noemen. Door deze hulp daadwerkelijk te verlenen, heeft de verdachte die kans bewust aanvaard.
Conclusie ten aanzien van feit 1 en 2
De verdachte heeft in zijn verklaringen enkele keren het beeld gebruikt van een hordenloop, waarbij [naam 1] het volgens de verdachte lukte om zelfstandig alle horden te nemen die zij tegenkwam. Naar het oordeel van de rechtbank was het nemen van deze ‘horden’ echter niet mogelijk zonder de hulp en bijstand van de verdachte. De verdachte heeft [naam 1] niet alleen praktische hulp geboden bij de horden die zij tegenkwam, maar heeft haar bovendien zeer actief aangemoedigd om vol te houden en aangespoord om bij het plan te blijven om zichzelf te doden, terwijl zij steeds duidelijker afhankelijk werd van zijn adviezen en instructies. Door zo te handelen is de verdachte niet alleen behulpzaam geweest bij de zelfdoding, maar heeft hij [naam 1] ook daartoe aangezet.
Pleegplaats
[naam 1] heeft de berichten van de verdachte ontvangen in haar woning in Bodegraven en de zelfdoding heeft eveneens in Bodegraven plaatsgevonden. Nu in de rechtspraak algemeen is aanvaard dat de plaats waar het gevolg van het handelen van de dader intreedt (mede) als de
locus delictikan worden aangemerkt, zal de rechtbank de gemeente Bodegraven-Reeuwijk als pleegplaats van beide delicten bewezen verklaren.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij in de periode van 7 november 2021 tot en met 25 november 2021, in de gemeente Bodegraven-Reeuwijk, opzettelijk een ander, te weten [naam 1] , tot zelfdoding heeft aangezet, terwijl die zelfdoding daarop is gevolgd, immers heeft hij, verdachte,
- die [naam 1] afgeschermd/afgehouden van ontmoetingen met hulpverleners en kritiek geuit op die hulpverleners, door aan die [naam 1] (via WhatsApp) te schrijven:
- Zo gaat dat dus. Niet jij, maar de hulpverlener staat centraal. Niet jouw wens is leidend. Maar wat de hulpverlener wil, moet het zijn. Dat helpt jou echt niet verder (p. 155 dossier) en
- Misschien is het raadzaam, dat je vandaag je huis even verlaat, en Contact met hulpverleners: wees vriendelijk, toon je luisterende oor, geef geen meningen, maar stel vragen (p. 187 dossier) en
- Het lijkt mij niet moeilijk om de GGZ buiten je plannen te houden. Humanitas kun je gemakkelijk afzeggen of uitstellen (p. 194/195 dossier);
en
- die [naam 1] bemoedigd en aangemoedigd tot die zelfdoding, door aan die [naam 1] (via WhatsApp) te schrijven:
- Via [naam 2] . zijn er inmiddels talloze pakketten onder de mensen. De CLW beschikt over ruim 40 rapportages over de gang van zaken. Voortreffelijk verloop, alleen is er voor een aantal mensen geduld nodig. Het proces verloopt pijnloos en zonder krampen en benauwdheid. Prachtig toch? (p. 141 dossier) en
- Wie weet lukt het je (p. 148 dossier) en
- Dat zou fantastisch zijn. Met het vooruitzicht dat het je gaat krijgen, zal je lichaam je vast helpen te wachten tot je het hebt (p. 149 dossier) en
- Hou me op de hoogte van je import uit UK. Het overschot wil ik graag van je overnemen. Sterkte in je strijd (p. 151 dossier) en
- Deze doelstelling, voor de feestdagen, lijkt mij gemakkelijk haalbaar en: Feest is het als je ogen definitief gesloten zij en je adem voorbij (p. 155 dossier) en
- IK HEB BEWONDERING VOOR JE MOED EN DOORZETTINGSVERMOGEN (p. 170 dossier) en
- Zie je wel: moed en doorzettingsvermogen. Ga dóór met je actie (p. 171 dossier) en
- JE DOET HET GOED!! (p. 172 dossier) en
- De oude [voornaam] bestaat niet meer. Zij is geleidelijk uit het leven weggegleden. Nu zit iedereen in de modus van ontkenning. De ontnuchtering komt als een donderslag zodra het nieuws in de familie neerdaalt. Dit is niet meer tegen te houden. Jij bent de grens allang voorbij. En je hebt lange tijd nagedacht over je besluit. Hier is absoluut geen sprake van een onbezonnen daad (p. 193 dossier) en
- Zoals alles gelopen is, is onomkeerbaar. Alles wat je me gedeeld hebt, geeft me gevoelens van onvermogen. Oordelen doe ik niet en hoef ik niet. Wel heb ik alle begrip voor je keuzes in deze dagen. Keuzes in het verleden doen er niet meer toe. De gevolgen zijn definitief en onomkeerbaar (p. 194 dossier) en
- JIJ HOUDT HET VOL! Dat kun je (p. 196 dossier) en
- Jawel, jij gaat dit volhouden, want je bent een sterke vrouw. Veel heb je geleden. Je hebt veel verdriet gehad. Maar er is licht aan het eind van de tunnel: eeuwige rust (p. 204 dossier) en
- Je hebt een heel zwaar traject afgelegd. Ik vind dat je het fantastisch gedaan hebt. Maar je bereikt je doel, 100% zeker en zonder pijn. Ook als ik niet reageer, meld me svp zolang als je kunt hoe het met je verloopt. Dat beloof ik je ernstig (p. 245-246 dossier);
2.
hij in de periode van 7 november 2021 tot en met 25 november 2021, in de gemeente Bodegraven-Reeuwijk, opzettelijk behulpzaam is geweest bij de zelfdoding van [naam 1] , terwijl die zelfdoding daarop is gevolgd, immers heeft hij, verdachte,
- er bij die [naam 1] aangestuurd op en die [naam 1] aangeraden tot toepassing van [middel X] in plaats van [Middel Y] en
- die [naam 1] instructies gegeven over de wijze van inname van [middel X] in combinatie met andere middelen en
- regie genomen over en geholpen bij het bestelproces van [middel X] en bij het instrueren over de zetpilmethode en
- zodoende en anderszins sturing gegeven op en instructies gegeven over de inname van een zelfdodingsmiddel door die [naam 1] en de voorbereiding daarvan.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden, waarvan zeven maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanzetten tot en verlenen van hulp bij zelfdoding. In zijn hoedanigheid als lid van de Coöperatie Laatste Wil heeft de verdachte [naam 1] ‘toegewezen’ gekregen. In een periode van achttien dagen hebben zij dagelijks gesprekken gevoerd via WhatsApp over de wens van [naam 1] om een einde aan haar leven te maken. De verdachte heeft vanaf het begin van die gesprekken hulp geboden met het oog op haar zelfdoding. Deze hulp heeft zich echter niet beperkt tot het geven van algemene informatie of het verlenen van morele steun. De verdachte heeft gerichte instructies gegeven en hij heeft haar aangemoedigd bij de uitvoering van haar zelfdoding, ook op momenten dat zij zelf twijfelde. Hij heeft als het ware de regie in handen genomen. De verdachte heeft hiermee de grenzen van toelaatbare hulp bij zelfdoding overschreden. Hij heeft [naam 1] in haar besluit gesterkt en hij heeft het door zijn handelen gemakkelijker gemaakt om een einde aan haar leven te maken.
De rechtbank acht het kwalijk en buitengewoon onzorgvuldig dat de verdachte uitsluitend via WhatsApp gesprekken voerde over een beladen onderwerp, terwijl hij [naam 1] nog maar kort kende en vrijwel niets wist over haar verleden. Hij is blind gevaren op de juistheid van de (beperkte) informatie die [naam 1] daarover gaf en hij heeft haar voornemen om een einde te maken aan haar leven ten onrechte beschouwd als een onomkeerbaar besluit. De verdachte is geen arts en heeft niet kunnen beoordelen of er bij haar sprake was van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. Hij kon evenmin beoordelen welke alternatieven nog voorhanden waren. Bovendien heeft hij door zijn berichten juist voorkomen dat zij nog langer open stond voor de hulpverleners om haar heen. [naam 1] was (psychisch) kwetsbaar en kon moeilijk beslissingen nemen. Zij was daardoor extra gevoelig voor beïnvloeding door de verdachte. Waar de verdachte had kunnen bijdragen aan de bescherming van haar leven, heeft [naam 1] mede door het handelen van de verdachte haar voornemen daadwerkelijk ten uitvoer bracht.
Uit de proceshouding van de verdachte heeft de rechtbank de indruk gekregen dat de verdachte zich onvoldoende bewust is van de impact van zijn handelen en van de verantwoordelijkheid die in deze situatie op hem rustte. Dat baart de rechtbank ernstige zorgen, mede gelet op het feit dat de verdachte nog steeds actief is bij de Coöperatie Laatste Wil.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 22 november 2024, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
De wetgever heeft ervoor gekozen hulp bij zelfdoding te bestraffen met een relatief laag strafmaximum, te weten een gevangenisstraf van drie jaar. Daarmee is tot uitdrukking gebracht dat de strafbaar gestelde gedragingen vaak onderdeel zijn van meerdere factoren die leiden tot zelfdoding. Hulp bij zelfdoding is qua aard en ernst van de normschending niet direct vergelijkbaar met levensdelicten als moord of doodslag.
De rechtbank weegt mee dat de dood van [naam 1] niet uitsluitend aan de verdachte kan worden toegerekend. [naam 1] heeft immers zelf besloten het zelfdodingsmiddel in te nemen. Bovendien blijkt uit het dossier dat meerdere factoren hebben bijgedragen aan haar uiteindelijke keuze, waaronder haar psychische gesteldheid en de langdurige worsteling met gevoelens van uitzichtloosheid.
Gelet op de ernst van de feiten en het zwaarwegende belang van de bescherming van het menselijk leven, is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf het uitgangspunt moet zijn.
Gelet op het tijdsverloop sinds 2021 en de leeftijd van de verdachte (hij is inmiddels 80 jaar oud) acht de rechtbank echter, anders dan de officier van justitie, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend. Om recht te doen aan de ernst van de feiten en om te voorkomen dat de verdachte opnieuw de grenzen van de wet opzoekt, zal de rechtbank aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van twaalf maanden, met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf opleggen van de maximale duur, namelijk 240 uren.

7.De vordering van de benadeelde partij

Nabestaande [naam 4] , de moeder van [naam 1] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 17.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit affectieschade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat het een complex vraagstuk betreft waar een uitgebreidere procedure voor moet worden gevolgd. Dat zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren omdat vrijspraak is bepleit. Subsidiair is verzocht de vordering af te wijzen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De behandeling van de civiele vordering levert een onevenredige belasting op van het strafgeding. Bij beoordeling van de vordering tot vergoeding van affectieschade spelen civielrechtelijke vragen ten aanzien van causaliteit een belangrijke rol. De rechtbank heeft eerder in dit vonnis overwogen dat de zelfdoding van [naam 1] mede het gevolg is geweest van het handelen van de verdachte, maar ook dat dit gevolg niet uitsluitend daaraan is toe te rekenen. De rechtbank kan op dit moment niet goed beoordelen in hoeverre het ontstaan van de affectieschade aan de verdachte kan worden toegerekend. Dit vraagt om een nader debat tussen partijen, waarvoor binnen het beperkte bestek van deze strafprocedure geen plaats is. Gelet op het voorgaande zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De benadeelde partij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 56 en 294 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 en feit 2:
de voortgezette handeling van
opzettelijk een ander tot zelfdoding aanzetten, terwijl de zelfdoding volgt
en
opzettelijk een ander bij zelfdoding behulpzaam zijn, terwijl de zelfdoding volgt;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (TWAALF) MAANDEN;
bepaalt dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
drie jaren vastgestelde proeftijdniet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
taakstrafvoor de tijd van
240 (TWEEHONDERDVEERTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
120 (HONDERDTWINTIG) DAGEN;
bepaalt dat de benadeelde partij [naam 4] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.A. Sturm, voorzitter,
mr. M.L. Harmsen, rechter,
mr. A. Tsjapanova, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. K.Z. Zeeman, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 januari 2025.

Voetnoten

1.