Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis voor verblijf bij zijn echtgenote. De rechtbank, zittingsplaats Middelburg, heeft op 22 januari 2025 uitspraak gedaan. Eiser heeft op 10 februari 2024 de aanvraag ingediend, waarop verweerder, de minister van Asiel en Migratie, binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van 90 dagen had moeten beslissen. Echter, de beslistermijn is verlengd met drie maanden, waardoor verweerder uiterlijk op 10 augustus 2024 een besluit had moeten nemen. Aangezien er geen besluit is genomen, heeft referente namens eiser verweerder op 13 september 2024 rechtsgeldig in gebreke gesteld. Het beroep is op 14 november 2024 ingesteld en is tijdig, omdat er meer dan twee weken zijn verstreken na de ingebrekestelling.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist. De rechtbank legt verweerder een termijn van twee weken op om een besluit bekend te maken, maar in dit geval is er sprake van een bijzonder geval, waardoor een langere termijn wordt opgelegd. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen acht weken na verzending van de uitspraak moet beslissen, met de mogelijkheid tot nader onderzoek binnen twintig weken. Tevens wordt verweerder een dwangsom opgelegd van € 100 per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. Eiser heeft recht op verbeurde bestuurlijke dwangsommen van € 1.442 en proceskosten van € 453,50, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 187. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten door middel van een verzetschrift binnen zes weken na verzending.