In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het besluit van de Minister van Asiel en Migratie, waarin aan eiser een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is verleend met ingang van 1 augustus 2022. Eiser is het niet eens met deze ingangsdatum en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep aangehouden in afwachting van een antwoord op prejudiciële vragen die eerder zijn gesteld. In een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is geoordeeld dat de ingangsdatum van de verblijfsvergunning asiel moet worden bepaald op het moment dat de vreemdeling zijn asielwens kenbaar maakt. Partijen zijn het erover eens dat de ingangsdatum ten onrechte is vastgesteld op 1 augustus 2022 en dat de juiste datum 6 juli 2022 is. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en stelt de ingangsdatum van de verblijfsvergunning vast op 6 juli 2022. Eiser krijgt een vergoeding voor de proceskosten van € 907,-.