Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.[gedaagde 1] te [woonplaats] ,2. [gedaagde 2] te [woonplaats] ,
1.De procedure
- [naam 1] , juridisch adviseur van de Gemeente;
- mr. Lever, voornoemd;
- [gedaagde 2] ;
- mr. Deenik, voornoemd.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Grondverhuur [gedaagde 2] [adres]”) en de hiervoor onder 2.5 bedoelde brief met de niet-ondertekende overeenkomst. Daarnaast heeft de Gemeente gesteld dat [gedaagden] (c.s.) in het verleden huurbetalingen heeft gedaan, maar dat niet met enig document (bankafschrift o.i.d.) onderbouwd. De Gemeente heeft aldus niets in het geding gebracht waaruit de instemming van [gedaagden] met, of gebondenheid aan, een huurovereenkomst blijkt. In het licht van de betwistingen van [gedaagden] c.s. moet daarom worden geoordeeld dat de Gemeente haar stelling, dat [gedaagden] c.s. de groenstrook eerst enige tijd heeft gehuurd, onvoldoende heeft onderbouwd. Bij het beoordelen van de vraag of [gedaagden] c.s. de groenstrook in bezit heeft genomen wordt er daarom vanuit gegaan dat tussen partijen geen huurrelatie heeft bestaan.
middellijkbezitter. Tussen partijen is, na de overdracht van het perceel aan [gedaagden] c.s., gesproken over de mogelijkheid dat [gedaagden] c.s. de strook ook zou huren of zou kopen. Dat geeft een aanwijzing dat [gedaagden] c.s. het gebruik dat [naam 2] van de strook maakte, wilde voortzetten. Dat [gedaagden] c.s. het gebruik van die strook heeft voortgezet is door de Gemeente onvoldoende betwist, in het bijzonder in het licht van de brief uit 1993 waarin de Gemeente [gedaagden] c.s. sommeerde ‘het gebruik van deze grond’ te staken. Waar [naam 2] was te beschouwen als houder voor een ander, kan dit niet worden gezegd van [gedaagden] c.s. Als [gedaagden] c.s. niet voor een ander hield, dan moet hij wel voor zichzelf hebben gehouden.
exclusief, wat wijst op een toestand van bezit door [gedaagden] c.s.