In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 28 april 2025, gaat het om een beroep dat eiser heeft ingediend omdat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op de asielaanvraag van 25 november 2023. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld. De minister had een beslistermijn van zes maanden, die met negen maanden was verlengd. Eiser heeft de minister na het verstrijken van deze termijn verzocht om binnen twee weken te beslissen, maar de minister heeft hier niet op gereageerd. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is. De minister wordt opgedragen om alsnog een besluit te nemen op de aanvraag, met inachtneming van het ‘8+8 wekenmodel’, wat betekent dat de minister binnen zestien weken na de uitspraak een besluit moet nemen. De rechtbank legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de minister de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast moet de minister de proceskosten van eiser vergoeden, vastgesteld op € 453,50.
De uitspraak is openbaar gemaakt en bevat informatie over de mogelijkheid tot verzet tegen de uitspraak, met een termijn van zes weken voor indiening van een verzetschrift. De relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht en de Vreemdelingenwet worden ook genoemd.