Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser,
de minister van Asiel en Migratie, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 april 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een vreemdeling. Eiser, die de Syrische nationaliteit heeft en internationale bescherming geniet in Bulgarije, is op 8 april 2025 in bewaring gesteld op grond van artikel 59, tweede lid, van de Vreemdelingenwet. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarin de maatregel van bewaring werd opgelegd. Tijdens de zitting op 23 april 2025 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunten toegelicht. Eiser betoogde dat de minister onvoldoende voortvarend had gehandeld bij het realiseren van zijn overdracht naar Bulgarije, aangezien de vertrekplicht al in november 2023 was vastgesteld, maar de vlucht pas in april 2025 was geregeld. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de minister voldoende voortvarend heeft gehandeld, gezien de tijdlijn van de handelingen die zijn verricht na de inbewaringstelling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de noodzakelijke documenten voor de overdracht al voorhanden waren of binnen afzienbare termijn beschikbaar zouden zijn. Eiser heeft ook aangevoerd dat er geen redenen waren om hem in bewaring te stellen, omdat hij zich niet structureel aan zijn meldplicht had onttrokken. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de minister voldoende heeft gemotiveerd waarom er geen lichter middel kon worden toegepast en dat er een reëel onttrekkingsrisico bestond. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.