ECLI:NL:RBDHA:2025:6784
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning humanitair niet tijdelijk met betrekking tot de belangenafweging onder artikel 8 EVRM
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 april 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser, een Armeense nationaliteitdrager, voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als verblijfsdoel 'humanitair niet tijdelijk'. Eiser had eerder meerdere asielaanvragen ingediend, waarvan de meeste waren afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag van eiser op 9 februari 2022 door de minister van Asiel en Migratie is afgewezen, en dat het bezwaar hiertegen ook is afgewezen. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze afwijzing, waarbij hij aanvoert dat zijn uitzetting in strijd is met zijn recht op privéleven zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM. De rechtbank heeft de belangenafweging gemaakt tussen het belang van eiser bij het uitoefenen van zijn privéleven in Nederland en het algemeen belang van Nederland bij het niet toestaan van verblijf aan eiser. De rechtbank concludeert dat, hoewel eiser een privéleven in Nederland heeft opgebouwd, de belangenafweging in het nadeel van eiser uitvalt. De rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er uitzonderlijke omstandigheden zijn die maken dat de belangenafweging in zijn voordeel moet uitvallen. De rechtbank heeft de afwijzing van de verblijfsaanvraag in stand gelaten en het beroep ongegrond verklaard.