ECLI:NL:RBDHA:2025:6730

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
NL24.25183
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing visum kort verblijf voor Pakistaanse eiseres met minderjarige kinderen en beoordeling van sociale en economische binding

In deze uitspraak oordeelt de Rechtbank Den Haag over het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een visum kort verblijf. De aanvraag werd door de minister van Buitenlandse Zaken afgewezen op 18 augustus 2023, waarna eiseres bezwaar maakte en beroep instelde wegens niet tijdig beslissen. De rechtbank heeft het beroep op 19 februari 2025 behandeld. Eiseres, geboren in Pakistan en moeder van drie minderjarige kinderen, stelt dat zij sterke sociale banden heeft met haar thuisland en dat zij niet de intentie heeft om langer in Nederland te blijven dan toegestaan. De rechtbank oordeelt dat de minister in redelijkheid heeft kunnen concluderen dat eiseres haar sociale en economische binding met Pakistan onvoldoende heeft aangetoond. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet de gelegenheid heeft gekregen om haar bezwaar toe te lichten in een hoorzitting, maar concludeert dat dit geen invloed heeft gehad op de uitkomst. Het beroep wegens niet tijdig beslissen wordt niet-ontvankelijk verklaard, omdat de minister inmiddels op het bezwaar heeft beslist. De rechtbank veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van €453,50. De uitspraak is openbaar en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.25183

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J. Singh),
en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. E. de Jong).

Inleiding

1. In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een visum kort verblijf.
1.1
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 18 augustus 2023 (primaire besluit) afgewezen.
1.2
Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt en vervolgens beroep wegens niet tijdig beslissen op dit bezwaar ingesteld bij de rechtbank.
1.3
Met het bestreden besluit van 13 augustus 2024 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van deze aanvraag gebleven.
1.4
Eiseres heeft het beroep niet tijdig beslissen gehandhaafd en aanvullende gronden van beroep ingediend tegen het alsnog genomen besluit op bezwaar.
1.5
De rechtbank heeft het beroep op 19 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: referente [naam], de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1983 en heeft de Pakistaanse nationaliteit. Eiseres wenst een visum kort verblijf om haar nicht, mevrouw [naam] (referente), in Nederland te bezoeken. De aanvraag is afgewezen, omdat verweerder vindt dat eiseres het doel en de omstandigheden van haar voorgenomen verblijf onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt en bij verweerder twijfel ontstaan is over het voornemen van eiseres om tijdig terug te keren naar Pakistan. Bij het bestreden besluit zijn deze conclusies door verweerder gehandhaafd.

Wat vindt eiseres in beroep?

3. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en voert daartoe in beroep de volgende gronden aan.
3.1
Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte geconcludeerd heeft dat het doel en de omstandigheden van haar voorgenomen verblijf onvoldoende aannemelijk zijn.
Ten aanzien van het vestigingsrisico heeft eiseres aangevoerd dat zij absoluut niet de intentie heeft om langer in Nederland te blijven dan een visum kort verblijf haar toestaat en stelt zij dat zij sterke sociale banden heeft met Pakistan. Eiseres is geboren en getogen in Pakistan en leeft daar met haar gezin met drie minderjarige kinderen van 13, 11 en 2 jaar oud. Eiseres is recent gescheiden en is momenteel bezig met het treffen van een omgangsregeling met haar ex-partner. Eiseres heeft een sterke, hechte band met haar kinderen en de zorg voor haar kinderen is haar eerste verantwoordelijkheid. Het is onrealistisch om aan te nemen dat eiseres de band met haar kinderen wil verbreken. Verweerder heeft deze sociale en familiale verplichtingen van eiseres in Pakistan onvoldoende meegewogen in de besluitvorming en heeft ten onrechte geconcludeerd dat er sprake is van een vestigingsrisico.
3.2
Gelet op het voorgaande heeft verweerder eiseres ten onrechte niet de gelegenheid geboden om haar bezwaar nader toe te lichten in een hoorzitting. Verweerder heeft het bezwaar ten onrechte kennelijk ongegrond geacht en ten onrechte geconcludeerd dat geen sprake is van schending van de hoorplicht in bezwaar.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Beroep niet tijdig beslissen
4. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag, kan een belanghebbende daartegen in beroep gaan. Voordat een dergelijk beroep kan worden ingesteld, moet deze belanghebbende schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat het in gebreke is tijdig een besluit te nemen. Als er twee weken na de ingebrekestelling nog steeds geen besluit is genomen door het bestuursorgaan, dan kan de betrokkene beroep wegens niet tijdig beslissen instellen bij de rechtbank. [1]
4.1
Het beroep niet tijdig beslissen is in beginsel terecht en conform geldende termijnen ingesteld. Nu verweerder bij het bestreden besluit alsnog op het bezwaar van eiseres heeft beslist, betekent dit volgens vaste rechtspraak [2] dat eiseres op dit moment geen belang meer heeft bij de beoordeling van het beroep niet tijdig beslissen. Vanwege het ontbreken van procesbelang is het beroep in zoverre dan ook niet-ontvankelijk.
4.2
Aangezien verweerder eerst na overschrijding van de geldende beslistermijn en naar aanleiding van dit beroep niet tijdig beslissen een besluit heeft genomen, veroordeelt de rechtbank verweerder in de kosten die de gemachtigde van eiseres in verband met de behandeling van dit beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten stelt de rechtbank voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde van € 907,- per punt, wegingsfactor 0,5). [3] De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, omdat het alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden.
Weigeringsgronden visum
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiseres de sociale en economische binding van eiseres met Pakistan met de door haar ingebrachte stukken onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt en dat daarom twijfel is ontstaan over het doel en de omstandigheden van het door eiseres voorgenomen verblijf en haar tijdige terugkeer naar Pakistan na afloop van het visum.
5.1
Zo heeft verweerder in het kader van de sociale binding aan eiseres mogen tegenwerpen dat zij gescheiden is, dat zij sinds haar echtscheiding bij haar broer inwoont en dat zij verklaard heeft dat haar drie minderjarige kinderen bij haar ex-echtgenoot en diens nieuwe partner inwonen. Verweerder heeft daarbij ook mogen tegenwerpen dat de gestelde omgangsregeling met haar kinderen en het verzoek om voogdijschap over haar kinderen te verkrijgen niet met stukken is onderbouwd. Nu de gestelde familiale en sociale verplichtingen van eiseres naar haar minderjarige kinderen en andere familieleden onvoldoende met objectieve bewijsmiddelen zijn onderbouwd, mocht verweerder concluderen dat eiseres haar sociale binding met Pakistan onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt en dat niet van een noodzaak is gebleken om daarom tijdig terug te keren.
5.2
Ten aanzien van de economische binding heeft verweerder mogen tegenwerpen dat niet aannemelijk gemaakt is dat eiseres vanwege bestendige, betaalde arbeid genoodzaakt is om naar Pakistan terug te keren. Dat eiseres, zoals gesteld op de zitting, informele arbeid zou verrichten voor haar broer, dat zij bij hem kost en inwoning heeft en maandelijks een klein bedrag van 50 euro ontvangt is, wat daar ook van zij, onvoldoende om een economische binding aannemelijk te achten. Bovendien zijn van deze inkomsten, kostendekking en arbeidsrelatie geen stukken of anderszins objectieve bewijsmiddelen in deze procedure overgelegd.
5.3
Gelet op het voorgaande heeft verweerder in redelijkheid mogen tegenwerpen dat twijfel bestaat over het voornemen van eiseres om tijdig terug te keren naar Pakistan en dien ten gevolge ook dat het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf onvoldoende aannemelijk zijn gemaakt. De stelling dat eiseres al eerder een visum kort verblijf is verleend en dat zij destijds tijdig is teruggekeerd, maakt het oordeel hier niet anders, reeds omdat verweerder bij iedere aanvraag de weigeringsgronden op zijn eigen merites en naar de individuele feiten en omstandigheden van dat moment moet beoordelen.
5.4
Referente heeft op zitting aangegeven dat het haar raakt dat er wordt getwijfeld aan haar goede bedoelingen. Hoewel voorgaande tegenwerpingen stand houden, twijfelt de rechtbank niet aan deze goede bedoelingen. De rechtbank begrijpt dat eiseres zich door haar echtscheiding in een lastige positie bevindt en dat referente haar graag wenst te zien en ondersteunen. Dat doet er echter niet aan af dat verweerder – op basis van de geldende regels en in het licht van de zich in het dossier bevindende objectieve bewijsstukken en de aan verweerder toekomende ruime beoordelingsmarge – de aanvraag mocht afwijzen.
Hoorplicht in bezwaar
6. Van de hoorplicht mag pas worden afgezien, als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat het bezwaar niet tot een andersluidende conclusie dan het primaire besluit kan leiden. Gelet op alle in bezwaar beschikbare informatie is de rechtbank van oordeel dat verweerder het bezwaar kennelijk ongegrond heeft mogen verklaren en geen hoorzitting met eiseres en referente hoefde te organiseren. Zonder concrete, schriftelijke onderbouwing van de omgangsregeling, de voogdij over de minderjarige kinderen en de gestelde arbeid en de inkomstenbronnen van eiseres in Pakistan mocht verweerder concluderen dat reeds op voorhand geen twijfel bestond over de sociale en economische binding van eiseres met Pakistan en daarmee het vestigingsrisico. Een hoorzitting had hierin niet tot andere conclusies geleid. De beroepsgronden slagen niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep, voor zover het ziet op het niet tijdig beslissen op het bezwaar van eiseres, is niet-ontvankelijk, omdat inmiddels op het bezwaar van eiseres is beslist.
8. Het beroep tegen het alsnog genomen bestreden besluit is ongegrond. Dat betekent dat verweerder op goede gronden een visum kort verblijf aan eiseres geweigerd heeft.
9. Er bestaat in deze zaak aanleiding om verweerder in de proceskosten te veroordelen. De rechtbank stelt dit bedrag voor de behandeling van het beroep niet tijdig beslissen vast op € 453,50 en verwijst hiervoor naar rechtsoverweging 4.2 van deze uitspraak. Verweerder dient dit bedrag te betalen aan de gemachtigde van eiseres.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep, voor zover het ziet op het niet tijdig beslissen op het bezwaar van eiseres, niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep, voor zover het ziet op het alsnog genomen besluit op bezwaar, ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van €453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Dokkum, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en de uitspraak is verzonden op:
Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.

Voetnoten

1.Zie artikel 6:2, aanhef en onder b, artikel 6:12, eerste en tweede lid, en artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 4 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3348.
3.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht.