Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser 1] , eiser 1,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak hebben eisers beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op de aanvraag van eiser 1 voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis voor eiseres 1 en gezinshereniging voor eiseressen 2 en 3 en eiser 2. De aanvraag is op 10 januari 2024 ingediend, en de minister had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De termijn is verlengd met drie maanden, waardoor de minister uiterlijk op 9 juli 2024 een besluit had moeten nemen. Aangezien er geen besluit is genomen, is de minister in gebreke gesteld op 13 september 2024 en is het beroep op 6 november 2024 ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de minister niet tijdig heeft beslist.
De rechtbank legt de minister een termijn van twee weken op om een besluit bekend te maken, maar in bijzondere gevallen kan deze termijn worden verlengd. In dit geval is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een bijzonder geval, gezien de aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning. De rechtbank bepaalt dat de minister binnen acht weken na verzending van de uitspraak moet beslissen, met een mogelijkheid tot verlenging tot twintig weken als er nader onderzoek nodig is.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100 per dag voor elke dag dat de minister de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000. De rechtbank stelt vast dat de minister € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en veroordeelt de minister tot betaling van de proceskosten van € 453,50 aan eisers. Het verzoek van eisers om vrijstelling van het griffierecht wordt definitief toegewezen, omdat zij voldoen aan de voorwaarden voor vrijstelling. De uitspraak is gedaan op 20 januari 2025 door mr. K.M. de Jager, rechter, en openbaar gemaakt.