ECLI:NL:RBDHA:2025:6719

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 maart 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
09/066839-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtigheid van vrachtwagenchauffeur

Op 31 oktober 2023 heeft de verdachte, een vrachtwagenchauffeur, zijn vrachtwagen geparkeerd op de Heelsumstraat in Den Haag om goederen te laden en/of te lossen. Tijdens deze handeling heeft hij de laadklep van de vrachtwagen geopend, waardoor deze over een fietspad kwam te hangen. Een passerende bromfietser, later geïdentificeerd als [slachtoffer], botste tegen de laadklep en viel, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel, waaronder een avulsie van de onderkaak en halstrauma. De rechtbank heeft op basis van de tenlastelegging en het onderzoek op de terechtzitting geoordeeld dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld door de laadklep op een drukke weg te openen zonder de nodige veiligheidsmaatregelen te nemen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het primair ten laste gelegde feit en hem veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur, met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 9 maanden. Tevens is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 500,- aan de benadeelde partij, [slachtoffer].

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/066839-24
Datum uitspraak: 31 maart 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 17 maart 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. I.G.M. Oostrom en van wat door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. E.A. Kazzaz-de Hoog naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 17 maart 2025 - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 oktober 2023 te 's-Gravenhage als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto), daarmede rijdende over
de weg, de Heelsumstraat zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te
wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer,
althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen:
hij, verdachte aldaar,
- zijn vrachtauto op de Heelsumstraat heeft geparkeerd en/of (vervolgens)
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en/of onvoldoende
aandacht heeft gehad voor het overige verkeer ter plaatse, immers heeft hij de
laadklep naar beneden en/of omhoog gedaan en/of (daarbij) gedeeltelijk het
fietspad geblokkeerd en/of
- niet, althans onvoldoende veiligheidsmaatregelen heeft genomen en/of op die
laadklep (zichtbaarheids)voorzieningen heeft aangebracht tengevolge waarvan een
bestuurder van een bromfiets tegen die laadklep is gebotst/gereden, waardoor een
ander te weten de bestuurder van die bromfiets (genaamd [slachtoffer] ) zwaar
lichamelijk letsel, te weten Avulsie (afscheuring) onderkaak en/of een halstrauma
met vaatletsel en/of weke delen letsel, of zodanig lichamelijk letsel werd
toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de
normale bezigheden is ontstaan
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 oktober 2023 te 's-Gravenhage als bestuurder van een
voertuig (vrachtauto), daarmee rijdende op de weg, de Heelsumstraat, als volgt
heeft gehandeld:
hij, verdachte aldaar,
- zijn vrachtauto op de Heelsumstraat heeft geparkeerd en/of (vervolgens)
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en/of onvoldoende
aandacht heeft gehad voor het overige verkeer ter plaatse, immers heeft hij de
laadklep naar beneden en/of omhoog gedaan en/of (daarbij) gedeeltelijk het
fietspad geblokkeerd en/of
- niet, althans onvoldoende veiligheidsmaatregelen heeft genomen en/of op die
laadklep (zichtbaarheids)voorzieningen heeft aangebracht tengevolge waarvan een
bestuurder van een bromfiets tegen die laadklep is gebotst/gereden, waardoor een
ander te weten de bestuurder van die bromfiets (genaamd [slachtoffer] ) ten val is gekomen en daarbij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, te weten Avulsie (afscheuring) onderkaak en/of een halstrauma met vaatletsel en/of weke delen letsel, of zodanig lichamelijk letsel door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon
worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon
worden gehinderd.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feit bewezen verklaard kan worden.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Het ongeval
Op 31 oktober 2023 heeft de verdachte een vrachtwagen stilgezet op de Heelsumstraat in Den Haag, met het doel om daar goederen te laden en/of te lossen. De verdachte heeft de laadklep van de vrachtwagen geopend, waarbij deze laadklep over een fietspad kwam te hangen. Op het moment dat de verdachte de laadklep naar beneden liet gaan, merkte hij op dat een persoon op een scooter, die later bleek te zijn: [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), over het fietspad in de richting van de vrachtwagen reed. [slachtoffer] is tegen de laadklep van verdachtes vrachtwagen aan gereden en daardoor ten val gekomen. Ten gevolge van dit incident heeft zij letsel opgelopen.
De mate van schuld en de aard van het letsel
De rechtbank stelt voorop dat bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld in de zin van de ten laste gelegde strafbepaling (artikel 6 van de WVW 1994 (WVW) ), het volgens vaste jurisprudentie aankomt op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de concrete ernst van de overtreding en de overige omstandigheden van het geval. Van schuld in deze zin is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte door de laadklep over het fietspad neer te halen aanmerkelijk onvoorzichtig is geweest. Bij dit oordeel is het volgende van belang. De verdachte heeft de keuze gemaakt om rond het middaguur in de drukke binnenstad van Den Haag de laadklep van een vrachtwagen te openen. Naar eigen verklaring van de verdachte was het op dat moment druk in het verkeer, waardoor hij geen geschikte parkeerplek kon vinden. Die drukte is zichtbaar op de camerabeelden en er is ook een fietser te zien die, kort nadat de verdachte parkeerde, achter de stilstaande vrachtwagen langs reed. Door de laadklep op dat moment en onder die omstandigheden naar beneden te laten op nota bene een voor fietsers bestemd weggedeelte heeft de verdachte een gevaarlijke situatie gecreëerd. Van hem als professioneel vrachtwagenchauffeur had mogen worden verwacht dat hij dit had voorkómen. De camerabeelden en de afbeeldingen in het dossier laten geen ruimte voor een andere conclusie dan dat het voor de verdachte, op het moment dat hij de laadklep naar beneden liet, aanstonds volstrekt duidelijk heeft moeten zijn dat die laadklap bijna geheel over het fietspad heen zou komen te hangen en daarmee het fietspad zou blokkeren. De laadklep betrof daarnaast een hard obstakel, dat vanwege de dunne zijkant, niet gemakkelijk zichtbaar zou zijn voor passerende verkeersdeelnemers op het fietspad. Dat de kans op een ongeluk groot was, is ook vrijwel meteen gebleken. Direct nadat de verdachte de laadklep naar beneden liet, is [slachtoffer] hier tegenaan gereden, waardoor zij letsel aan haar hals opliep. Op basis van de medische verklaringen in het procesdossier, waaruit onder meer is gebleken dat een operatie noodzakelijk was, dat zij op de intensive care afdeling opgenomen is geweest en dat sprake is van een zichtbaar blijvend litteken, stelt de rechtbank vast dat de gedragingen van de verdachte bij [slachtoffer] tot zwaar lichamelijk letsel hebben geleid.
De verklaring van de verdachte op de terechtzitting dat hij niet op een andere plek kon parkeren, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders omdat dat de door de verdachte gecreëerde situatie niet minder gevaarlijk maakt. Hetzelfde geldt voor het gegeven dat de verdachte naar eigen zeggen alweer bezig was de laadklep weer op te halen, wat daarvan overigens ook zij. Ook de mate van oplettendheid aan de zijde van [slachtoffer] acht de rechtbank niet van belang. Met een obstakel als door de verdachte gecreëerd hoeft het fietsende verkeer nu eenmaal geen rekening te houden.
Conclusie
Gelet op het voorgaande heeft de verdachte naar het oordeel van de rechtbank een gevaarzettende situatie in het leven gebracht. Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig is geweest en dat een aan zijn schuld te wijten ongeval heeft plaatsgevonden waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Sprake is daarmee van schuld, zoals bedoeld in de zin van artikel 6 WVW en de rechtbank acht het primair tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot het ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
primair
hij op 31 oktober 2023 te 's-Gravenhage als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto), daarmede rijdende over de weg, de Heelsumstraat zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig als volgt te handelen:
hij, verdachte aldaar,
- zijn vrachtauto op de Heelsumstraat heeft geparkeerd en vervolgens
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en onvoldoende
aandacht heeft gehad voor het overige verkeer ter plaatse, immers heeft hij de laadklep naar beneden gedaan en daarbij het fietspad geblokkeerd, tengevolge waarvan een bestuurder van een bromfiets tegen die laadklep is gebotst/gereden, waardoor de bestuurder van die bromfiets (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten Avulsie (afscheuring) onderkaak en een halstrauma met vaatletsel en weke delen letsel werd toegebracht.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 9 maanden.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om aan de verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De verdachte is aanmerkelijk onvoorzichtig geweest in het verkeer. Hij heeft hierdoor een gevaarlijke situatie teweeggebracht, waardoor een ongeluk is ontstaan. Uit de slachtofferverklaring, voorgedragen op de terechtzitting, blijkt dat het slachtoffer ernstige en blijvende gevolgen heeft ondervonden van dit ongeluk.
Op de terechtzitting heeft de verdachte de oorzaak van het ongeluk bij zichzelf, maar ook deels bij het slachtoffer gelegd. Wel heeft hij spijt betuigd voor zijn gedragingen en heeft hij hiermee in zoverre inzicht getoond. Dat volgt ook uit zijn verklaring dat hij, sinds het incident, niet meer in de binnenstad rijdt en dat hij sinds het ongeluk alleen nog nachtdiensten draait.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van de justitiële documentatie van de verdachte van 18 februari 2025, waaruit blijkt dat hij niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
De op te leggen straffen
De rechtbank acht, alles afwegende, een taakstraf van 80 uur, te vervangen door 40 dagen hechtenis, passend en geboden. Daarnaast zal de rechtbank aan de verdachte opleggen een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 9 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet de rechtbank aanleiding om een lagere taakstraf op te leggen dan gevorderd door de officier van justitie.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het dossier en het onderzoek op de terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank acht het gevorderde bedrag, gezien de ernst van het feit en de gevolgen voor de benadeelde partij, toewijsbaar.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 31 oktober 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De verdachte zal voor het bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor de schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 31 oktober 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer]

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d en 36f van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9. De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf voor de tijd van
80 (tachtig) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
40 (veertig) DAGEN;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor

9 (negen) MAANDEN;

bepaalt dat deze bijkomende straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
de vordering van de benadeelde partij;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van
€ 500,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 31 oktober 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
de schadevergoedingsmaatregel;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 31 oktober 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald ten behoeve van [slachtoffer] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 10 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Snoeijer, voorzitter,
mr. B.J. van de Griend, rechter,
mr. E.R.F. van Engelen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. T. Verschoor, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 maart 2025.
Bijlage I
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023342003, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 116).

1. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 17 maart 2025, voor zover inhoudende:

U, de voorzitter, houdt mij de tenlastelegging voor. Ik zette mijn vrachtwagen daar. Er zit een speelgoedwinkel op de hoek. Ik kwam daar vaker. Ik parkeerde daar vanwege de drukte. Het was die dag van het incident heel druk. Ik vond het niet veilig, omdat het fietspad werd belemmerd. Ik deed de laadklep een stukje omlaag, om te kijken of het kon, toen kwam ik er achter dat het niet goed ging aflopen.

2. Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , opgemaakt op 16 november 2023, voor zover inhoudende (p. 29-31):

U wordt gehoord als slachtoffer van een verkeersongeval welke plaats had op 31 oktober 2023, om 12.50 uur op de Apeldoornselaan te 's-Gravenhage.
Ik reed via de Regentesselaan en de Loosduinseweg op naar de Apeldoornselaan.
Toen zag ik een man zwaaiend op een laadklep staan. Ik remde als een gek met beide remmen. Ik weet niet zeker meer of ik echt een klap voelde maar​​​​​​​
naar mijn idee bleef ik staan. Ik zette mijn scooter op de standaard en ben ik op de
treeplank van de scooter gaan zitten. Daarna voelde ik het stromen.
V: Wat heeft u gedaan om een aanrijding te voorkomen?
A: Vol op de beide remmen. Ik heb ze allebei ingeknepen. Ik stuurde licht naar links
toe. Waarschijnlijk ben ik daarom meer op de hoek geklapt. Dat is wat ik heb gedaan. Meer tijd had ik niet.​​​​​​​
V: Maar zonder die man. Was die laadklep dan opgevallen voor u?
A: Nee. Misschien pas als ik er echt op zat. Dat streepje overdwars dat zie je niet
van die afstand.

3. De eigen waarneming van de rechtbank, gedaan ter terechtzitting van 17 maart 2025:

De rechtbank heeft ter zitting de beelden getoond, waarop het incident zichtbaar is. Op deze beelden is zichtbaar dat de verdachte de vrachtwagen heeft geparkeerd. Zichtbaar is vervolgens dat een fietser achterom de vrachtwagen rijdt. Vervolgens stapt de verdachte uit en loopt hij richting de zijkant van de vrachtwagen. De laadklep van de vrachtwagen gaat hierna omlaag. Een paar seconden later, nog voordat de laadklep de grond bereikt, rijdt een persoon op een scooter tegen de laadklep aan, waarbij deze persoon ten val komt.
De rechtbank heeft daarnaast ter zitting de afbeelding op pagina 59 getoond en waargenomen, waarop zichtbaar is dat de laadklep het gehele fietspad zou blokkeren, op het moment dat deze geopend zou worden.

4. Het proces-verbaal FO verkeer, opgemaakt op 21 januari 2024, voor zover inhoudende (p. 52):

De bestuurder van de bedrijfsauto had de bedrijfsauto geparkeerd in de Heelsumstraat met de achterzijde tegen de zogenaamde inritblokken aan, in de richting van de Apeldoornselaan. Door deze actie werd het trottoir voor de voetgangers op de Apeldoornselaan in beide looprichtingen versperd. Verder bleek dat tijdens het openen van de laadklep nagenoeg de totale breedte van het wegdek van het fietspad versperd werd. (Een groot gedeelte van de laadklep kwam over het fietspad te hangen). Nadat de laadklep nagenoeg geopend was reed de bromfiets vol tegen de zijkant van de laadklep aan.
Het ongeval had voorkomen kunnen worden als de bestuurder van de bedrijfsauto zijn voertuig ongeveer twee meter voor de inritblokken tot standstand had gebracht zodat bij openen van de laadklep het trottoir versperd werd en niet het fietspad.

5. Een geschrift, te weten de brief van HaaglandenMC van 6 november 2023​​​​​​, voor zover inhoudende (p. 105):

Betreft: Mevr [slachtoffer]
Conclusie: Status na scootertrauma, resulterend in halstrauma met transsectie vena jugularis beiderzijds waarvoor clipping met ook lucht in weke delen, geen overtuigend macroscopisch trachealetsel

6. Een geschrift, te weten de brief van HaaglandenMC van 28 december 2023, voor zover inhoudende (p. 116):

Op 6 november '23 om 10:00 uur heb ik patiënt gezien. De ochtend vóór het bezoek aan ons is zij ontslagen uit het ziekenhuis Zitten op de stoel ging moeizaam, achterover zitten was niet mogelijk. Na klinisch- en röntgenologisch onderzoek (overzichtsfoto) twijfelde ik of het alveolaire bot in de onderkaak gebroken was thv de 33 en 43. De buccale plaat was los/mobiel en patiënt reageerde met erge pijn bij de geringste contact. Telefonisch contact gehad met kaakchirurg van de Loo van het HMC-Haaglanden. Tijdens het gesprek informeerde de kaakchirurg dat patiënt geen kaakbreuk heeft maar wel een avulsie.

7. Een geschrift, te weten de Letselbeschrijving van [slachtoffer] door GGD Hollands Midden van 7 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 49): ​​​​​​​

Onderzoek, waargenomen letsel en behandeling
Betrokkene heeft bij een brommerongeval meerdere letsels opgelopen
-1. Scherpe horizontale verwonding aan de voorzijde van de hals, waarbij halsvaten doorsneden zijn en waarbij weke delen letsel optrad. Betrokkene werd door de KNO arts geopereerd, waarbij het letsel in de hals gehecht werd.
-2. Loszittende voortanden in de onderkaak met kneuzing.
Betrokkene werd opgenomen op de IC afdeling van 31 oktober tot en met 3 november 2023. Erna volgde overplaatsing naar de chirurgie afdeling tot en met 5 november 2023. Betrokkene bezocht tandarts en kaakchirurg. De behandeling van de tandarts bestond uit trekken van tanden uit de onderkaak voor het plaatsen van een prothese. Op 20 december 2023 behandelde de kaakchirurg ontstane drukwonden in de onderkaak door correctie van de kaakwal.
ConclusieEr was sprake van letsel aan de voorzijde van de hals met vaatletsel en weke delen letsel. Hiervoor was een operatie en een IC opname nodig. Er is sprake van een blijvend zichtbaar litteken. De voortanden in de onderkaak liepen schade op, waarvoor aanvullende behandeling van tandarts en kaakchirurg volgden,
waaronder trekken van tanden in de onderkaak.