ECLI:NL:RBDHA:2025:6704

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
NL25.3936
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.L.M. Steinebach - de Wit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de niet-ontvankelijkheid van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel na overdracht aan Duitsland

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 18 april 2025, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie beoordeeld. De minister had op 24 januari 2025 besloten de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling te nemen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.B. van den Toorn-Volkers, heeft gereageerd op het verweerschrift van de minister, vertegenwoordigd door mr. J.H.A. van Eijk.

De rechtbank heeft de zaak op 28 maart 2025 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiser geen procesbelang meer heeft. Dit is vastgesteld nadat de minister op 21 maart 2025 heeft gemeld dat eiser was overgedragen aan Duitsland en de gemachtigde op 26 maart 2025 heeft aangegeven geen contact meer te hebben met eiser. Hierdoor kan niet worden aangenomen dat eiser nog prijs stelt op bescherming in Nederland.

De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is vastgesteld dat een vreemdeling ook na overdracht belang kan hebben bij de beoordeling van een overdrachtsbesluit. Echter, in dit geval is het procesbelang van eiser komen te vervallen door het gebrek aan contact met zijn gemachtigde. De rechtbank besluit dat het beroep niet-ontvankelijk is en dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.3936

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 april 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M.B. van den Toorn-Volkers),
en

de minister van Asiel en Migratie

(gemachtigde: mr. J.H.A. van Eijk).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 24 januari 2025 waarbij de minister de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling heeft genomen omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan.
1.1.
De minister heeft een verweerschrift ingediend. Eiser heeft hierop gereageerd.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 28 maart 2025 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk omdat eiser geen procesbelang meer heeft bij zijn beroep. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. De minister heeft op 21 maart 2025 aan de rechtbank laten weten dat eiser op die dag is overgedragen aan Duitsland. De rechtbank heeft op 26 maart 2025 aan de gemachtigde van eiser verzocht om aan te geven of zij nog contact heeft met eiser. De gemachtigde van eiser heeft op diezelfde dag laten weten dat zij geen contact meer heeft met eiser.
3.1.
De rechtbank ziet zich gelet op het voorgaande voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij de huidige beroepsprocedure.
Procesbelang4. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van
19 juli 2018 [1] geoordeeld dat in artikel 29, derde lid, van de Dublinverordening is bepaald dat indien een persoon ten onrechte is overgedragen of indien een overdrachtsbesluit in beroep of na bezwaar wordt vernietigd nadat de overdracht heeft plaatsgevonden, de lidstaat die de overdracht heeft verricht, de betrokkene onmiddellijk terugneemt. Dit betekent dat als het besluit in de procedure van de vreemdeling onrechtmatig wordt gevonden, dit gelet op het voorgaande (rechts)gevolgen kan hebben voor de vreemdeling. Gelet hierop neemt de rechtbank in zijn algemeenheid aan dat een vreemdeling ook na overdracht belang kan hebben bij de beoordeling van een overdrachtsbesluit. Dit belang is niet meer aanwezig als een vreemdeling na overdracht geen contact onderhoudt met zijn gemachtigde. Dan kan niet worden aangenomen dat de vreemdeling nog prijs stelt op bescherming in Nederland.
4.1. De gemachtigde heeft bij brief van 26 maart 2025 aangegeven geen contact meer te hebben met eiser. Nu er geen contact meer is en dus ook niet over de verdere voortgang van deze procedure en welke keuzes in dat kader worden gemaakt, concludeert de rechtbank dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de inhoudelijke behandeling van zijn beroep. Het beroep is dan ook niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van procesbelang.
4.2.
Hoewel de rechtbank de zaak niet inhoudelijk behandelt, hecht zij er wel aan op te merken, zoals de minister in het verweerschrift en op de zitting ook heeft erkend en intern heeft teruggekoppeld, dat het besluit van 24 januari 2025 bijzonder slecht is gemotiveerd.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach - de Wit, rechter, in aanwezigheid van S. Voolstra, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.