ECLI:NL:RBDHA:2025:6690

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
NL25.3584
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van veilig derde land Canada

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 10 april 2025, is de asielaanvraag van eiseres afgewezen. Eiseres, die staatloos is en oorspronkelijk uit Syrië komt, had op 24 januari 2025 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie verklaarde deze aanvraag niet-ontvankelijk, omdat Canada als veilig derde land wordt beschouwd. Eiseres had eerder een visum voor Canada gekregen om haar daar wonende dochter te bezoeken en had daar enkele maanden verbleven voordat ze naar Nederland reisde. De rechtbank oordeelde dat de minister voldoende redenen had om aan te nemen dat eiseres opnieuw toegang tot Canada zou krijgen, ondanks haar argumenten dat haar situatie veranderd was en dat ze sterkere banden met Nederland had. De rechtbank concludeerde dat de niet-ontvankelijk verklaring van de asielaanvraag in stand kon blijven, en verklaarde het beroep ongegrond. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.3584
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [V-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. S. Oukil),

en

de Minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. N. Ulutas).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de niet-ontvankelijk verklaring van de asielaanvraag van eiseres1. Eiseres is het hier niet mee eens. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de niet-ontvankelijk verklaring van de asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de niet-ontvankelijk verklaring van de asielaanvraag in stand kan blijven. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiseres heeft op 24 januari 2025 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Zij stelt staatloos te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1961. De minister heeft met het bestreden besluit van 23 januari 2025 deze aanvraag niet-ontvankelijk verklaard.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 27 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, de gemachtigde van de minister en de heer M. el Barbary als tolk.
1 als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
3. Eiseres legt aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiseres is afkomstig uit Syrië maar heeft gedurende verschillende periodes in Saoedi-Arabië verbleven. Laatstelijk is eiseres in 2012 vanwege de oorlog in Syrië naar Saoedi-Arabië vertrokken. Zij heeft daar tot haar vertrek naar Canada in 2023 verbleven. In november 2023 is eiseres met een visum naar Canada gereisd om haar daar wonende dochter te bezoeken. Deze dochter was zwanger en eiseres wilde haar ondersteunen bij de bevalling en de geboorte van haar kind. In februari 2024 heeft eiseres Canada verlaten. Zij heeft vervolgens tijdens een transit op haar terugreis van Canada naar Saoedi-Arabië in Nederland asiel aangevraagd. Eiseres wil graag in Nederland blijven omdat één van haar andere dochters en haar gezin hier wonen. Eiseres heeft een sterke band met dit gezin.

Het bestreden besluit

4. De minister heeft de asielaanvraag van eiseres niet-ontvankelijk verklaard2, omdat Canada voor eiseres een veilig derde land is. Canada is een veilig land en eiseres heeft een band met Canada. Dit omdat één van haar dochters daar woont en is genaturaliseerd tot Canadese. Ook heeft eiseres gedurende enkele maanden voorafgaand aan haar komst naar Nederland in Canada verbleven. Deze band is zodanig dat het redelijk is voor eiseres om daarheen te gaan, aldus de minister. Ook vindt de minister het aannemelijk dat eiseres opnieuw tot Canada wordt toegelaten. Eiseres heeft namelijk eerder een visum gekregen en toegang gehad tot Canada. Zij heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit voor haar niet opnieuw mogelijk is.

Heeft de minister het redelijk mogen achten dat eiseres terugkeert naar Canada?

5. Eiseres voert in haar gronden van beroep aan dat zij weliswaar een band heeft met Canada maar dat het niet redelijk is om van haar te verwachten dat zij daarheen terugkeert. Er moet bij deze ‘redelijkheidstoets’ namelijk niet alleen gekeken worden naar de banden die zij met Canada heeft maar ook naar haar banden met Nederland. Eiseres stelt dat zij sterkere banden heeft met Nederland dan met Canada. Zij wijst hierbij op het gezinsleven dat zij hier met het gezin van haar dochter uitoefent en op de omstandigheid dat zij inmiddels al langer in Nederland verblijft dan dat zij in Canada is geweest. Ter onderbouwing van haar standpunt dat bij de vraag of het redelijk is dat zij terugkeert naar Canada ook gewicht moet worden toegekend aan haar gezinsleven in Nederland wijst zij op rechtspraak van de ABRvS3 en het HvJEU4.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte5 op het standpunt gesteld dat eiseres een zodanige band heeft met Canada dat het voor haar redelijk zou zijn om hiernaar terug te gaan. Eiseres heeft een (genaturaliseerde) dochter in Canada en heeft daar gedurende een periode van enkele maanden verbleven. De omstandigheid dat eiseres (ook) een dochter in Nederland heeft met wiens gezin ze sterke banden onderhoudt en bij wie ze inmiddels al langere tijd verblijft, leidt hierbij niet tot een ander oordeel. Dit doet namelijk in beginsel niet af aan de band die eiseres heeft met het tegengeworpen veilige derde land, Canada. Zoals de ABRvS in de door eiseres in beroep aangehaalde uitspraak overweegt moet de minister bij de redelijkheidstoets rekening houden met alle individuele omstandigheden die relevant zijn voor de beoordeling van
de band die een vreemdeling heeft met het tegengeworpen veilig derde land.Hoewel de rechtbank begrijpt dat eiseres bij haar dochter en kleinkinderen in Nederland wil blijven, heeft de minister dit dan ook niet zwaarder hoeven wegen. Ook het beroep van eiseres op een arrest van het Hof in dit verband slaagt reeds niet nu die geen vergelijkbare zaken betreffen. Dit arrest heeft immers betrekking op een vreemdeling van wie de asielaanvraag niet ontvankelijk is verklaard omdat hij al internationale bescherming geniet in een andere lidstaat en op de uitleg van richtlijnen die in het onderhavige geval niet van toepassing zijn. Dit arrest biedt verder ook geen steun aan het standpunt dat artikel 7 en 24, tweede lid, van het Handvest in de weg zou staan aan de niet-ontvankelijkheid van de asielaanvraag. De beroepsgrond faalt.
2 op grond van artikel 30, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000.
3 Uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), 20 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:122.
4 HvJEU ECLI:EU:C:2022:103.
5 Overeenkomstig het beleid als beschreven in C2/6.3 Vc2000.
Heeft eiseres toegang tot Canada?
7. Eiseres voert verder in haar gronden van beroep aan dat de minister niet heeft voldaan aan de plicht om voldoende vast te stellen dat zij zal worden toegelaten tot Canada. Canada heeft haar weliswaar eerder een visum verleend maar dat was onder heel andere omstandigheden dan die waarin ze nu verkeert. Zij had destijds een verblijfsstatus in Saoedi- Arabië en die heeft zij nu niet meer. Ook kon haar schoonzoon toentertijd garant staan maar heeft hij nu geen inkomen meer, waardoor dit niet meer mogelijk is. Aan haar zal daarom geen visum worden verleend door de Canadese autoriteiten.
8. De rechtbank volgt eiseres niet en acht hierbij van belang dat het toelatingsvereiste voor veilige derde landen niet omhelst dat op voorhand vast moet staan dat een vreemdeling tot het derde land zal worden toegelaten.6 Wel moet de minister gelet op het beleid redenen aangeven op grond waarvan het aannemelijk is dat de vreemdeling zal worden toegelaten. De minister heeft dit in het geval van eiseres mogen baseren op haar eerdere ervaringen betreffende de toelating tot Canada. Aan eiseres is namelijk eerder een visum verleend om haar daar wonende dochter te bezoeken. Hierbij kan nog worden opgemerkt dat dit een visum betrof met een geldigheidsduur van vier jaar en dat haar dochter nog altijd in Canada woont. Als de minister zodanige redenen aangeeft, is het vervolgens aan de vreemdeling om te onderbouwen dat niettemin geen toegang kan worden verkregen.7 Eiseres heeft dit niet gedaan. Zij heeft namelijk geen stukken overgelegd op grond waarvan duidelijk is dat haar geen visum (meer) zal worden verstrekt of dat zij daartoe initiatieven heeft ontplooid. Gelet hierop heeft de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat er redenen zijn om aan te nemen dat zij opnieuw een visum zal kunnen verkrijgen.
9. Ook de stelling van eiseres dat voor het opleggen van een terugkeerbesluit duidelijk moet zijn dat toelating is gewaarborgd, volgt de rechtbank niet. Het doel van een terugkeerbesluit is om een doeltreffend verwijderings- en terugkeerbeleid te kunnen voeren. Het terugkeerbesluit markeert het begin van een terugkeerproces waarbij soms pas na aanvang van de terugkeerprocedure met meer zekerheid zal blijken op welke land de minister uitzettingshandelingen zal richten. Bij het nemen van het terugkeerbesluit hoeft daarom nog niet vast te staan naar welk land de vreemdeling daadwerkelijk moet of zou kunnen terugkeren.8
6 Zie ook het Arrest van het HvJEU, 4 oktober 2024, ECLI:EU:C:2024:838.
7 Zie ook uitspraak ABRvS van 17 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1480, overweging 6.
8 Zie ook uitspraak ABRvS van 8 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1970, overweging 5.1.4.
10. De beroepsgrond slaagt niet.
Staatloosheid
Partijen zijn het erover eens dat de vraag of eiseres op grond van de door haar overgelegde documenten als staatloos geregistreerd zou moeten worden niet van belang is bij de vraag of haar asielaanvraag terecht als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank zal zich dan ook niet over uitlaten.

Conclusie en gevolgen

11. De minister heeft de aanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. C.L.W. Slycke - van Dort, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
10 april 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.