ECLI:NL:RBDHA:2025:6684

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
NL25.6502
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buiten behandelingstelling van asielaanvraag wegens verdwijning eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 april 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die van Somalische nationaliteit is. Eiser had op 11 februari 2025 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft deze aanvraag echter buiten behandeling gesteld op 6 februari 2025, omdat eiser op 5 oktober 2023 met onbekende bestemming is vertrokken en niet binnen de gestelde termijn van twee weken contact heeft opgenomen met de autoriteiten. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, maar de rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft gehandeld. De rechtbank stelt vast dat eiser niet heeft voldaan aan de verplichting om zich beschikbaar te houden voor het onderzoek naar zijn aanvraag. Ondanks dat eiser contact heeft gehouden met zijn advocaat, is hij niet beschikbaar voor de autoriteiten, wat de minister de ruimte geeft om de aanvraag buiten behandeling te stellen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.6502
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser
(gemachtigde: mr. D. van Elp),
en

de Minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. N. Ulutas).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het buiten behandeling laten van de asielaanvraag1 van eiser. Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank het buiten behandeling laten van de asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het buiten behandeling laten van de asielaanvraag in stand kan blijven. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 11 februari 2025 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Hij stelt van Somalische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1990. De minister heeft met het bestreden besluit van 6 februari 2025 deze aanvraag buiten behandeling gesteld.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 27 maart 2025 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit beroep2, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister. Eiser was niet aanwezig.
1. als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000.
2 Zaak NL25.6503

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
3. De minister heeft de asielaanvraag van eiser buiten behandeling gesteld3, omdat eiser is verdwenen en hierover toerekenbaar niet binnen een termijn van twee weken contact heeft opgenomen met de bevoegde autoriteiten. Eiser is namelijk op 5 oktober 2023 met onbekende bestemming (mob) vertrokken zonder zijn nieuwe verblijfsplaats kenbaar te maken of contact op te nemen met de autoriteiten. De minister heeft eiser ook een terugkeerbesluit opgelegd en daarbij bepaald dat hij Nederland onmiddellijk moet verlaten, omdat er een risico bestaat dat hij zal onderduiken. Verder heeft de minister een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

Heeft eiser procesbelang?
4. De rechtbank ziet zich eerst ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij zijn beroep, nu hij met onbekende bestemming is vertrokken. Uit vaste rechtspraak van de ABRvS4 volgt dat er in dat geval in beginsel vanuit gegaan mag worden dat de vreemdeling niet langer prijs stelt op de door hem gezochte bescherming.5 Dat is alleen anders als een vreemdeling laat weten nog contact teonderhouden met zijn gemachtigde. De gemachtigde heeft aangegeven dat eiser nog contact met haar onderhoudt. De rechtbank neemt daarom procesbelang aan.
Heeft de minister eisers aanvraag buiten behandeling kunnen stellen?
5. Eiser vindt dat zijn aanvraag ten onrechte buiten behandeling is gesteld. Hij voert hiertoe aan dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen omdat de mob-melding zich niet in het dossier bevindt. Verder geeft eiser aan dat hij nog wel in contact staat met zijn gemachtigde zodat hij niet helemaal buiten beeld is. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn standpunt verwezen naar enkele uitspraken.6
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister eisers aanvraag buiten behandeling kunnen stellen. Dat de mob melding zich niet bij de stukken in het dossier bevond, leidt niet tot een ander oordeel. Ook uit andere stukken in het dossier blijkt namelijk dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Zo blijkt uit een brief van 6 oktober 2023 aan de gemachtigde dat eiser is ondergedoken. Hierom wordt de overdrachtstermijn in de Dublinprocedure verlengd. Tegen deze brief zijn geen rechtsmiddelen aangewend. Ook uit een memo van 14 oktober 2024 aan alle belanghebbenden blijkt dat eiser op 5 oktober 2023 met onbekende bestemming is vertrokken. Hierdoor kon eiser niet binnen de daartoe gestelde termijnen worden overgedragen aan Frankrijk en is de claimprocedure afgesloten. Verder blijkt ook uit de reactie op het voornemen dat eiser inderdaad de opvang had verlaten zonder contact op te nemen met de autoriteiten. In de zienswijze wordt verwezen naar een bericht van eiser aan zijn gemachtigde waarin eiser aangeeft dat hij niet in de opvang maar bij vrienden verblijft.
De gemachtigde geeft daarbij aan dat zij eiser met klem heeft verzocht zich te melden. Niet is gebleken dat eiser nadien heeft voldaan aan deze oproep. Hij heeft ook geen gebruik gemaakt van de hem in het voornemen geboden mogelijkheid zich binnen twee weken te melden bij de bevoegde autoriteiten. Bij die stand van zaken heeft de minister niet onzorgvuldig gehandeld door in het bestreden besluit vast te stellen dat eiser mob is op grond waarvan de minister de aanvraag buiten behandeling heeft kunnen stellen. Dat eiser wel contact heeft onderhouden met zijn advocaat, maakt dit niet anders. Het gaat er immers juist om dat eiser zich gedurende de behandeling van zijn asielaanvraag
voor de ministerbeschikbaar houdt voor het onderzoek in het kader van die aanvraag. Ook de door eiser in beroep aangehaalde uitspraken leiden niet tot een ander oordeel. Dit betreffen geen gelijke zaken. Zo heeft eiser geen adres achtergelaten7 en is bij eiser evenmin de vraag aan de orde of het hem gelet op zijn psychische gesteldheid wel kan worden toegerekend dat hij met onbekende bestemming is vertrokken8. Ook is er in het geval van eiser geen sprake geweest van een meldplicht.9 De beroepsgrond slaagt niet.
3 op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000.
4 Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS).
5 Zie de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662.
6 Eiser heeft verwezen naar een uitspraak van 8 november 2023, ECLI:RBDHA:2023:16829, een uitspraak van 10 oktober 2022, NL22.17541 en een uitspraak van 30 december 2021, NL21.19081.
Kon de minister een terugkeerbesluit aan eiser opleggen?
7. Eiser stelt dat de minister ten onrechte een terugkeerbesluit heeft opgelegd. Eiser wijst er onder verwijzing naar het arrest Ararat10 op dat de minister ten onrechte geen beoordeling heeft gemaakt van het risico op refoulement. Ook is de conclusie van de minister dat er risico bestaat op onderduiking niet voldoende gemotiveerd, aldus eiser.
8. De rechtbank oordeelt dat de minister op goede gronden een terugkeerbesluit aan eiser heeft opgelegd. De stelling van eiser dat sprake is van een motiveringsgebrek omdat er onvoldoende is ingegaan op zijn beroep op het arrest Arafat slaagt niet. Eiser heeft namelijk in het geheel geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan een mogelijke schending op het verbod op refoulement zou kunnen worden aangenomen. Verder is niet gebleken dat eiser wel beschikt over een vaste woon- of verblijfplaats of voldoende middelen van bestaan. Gelet daarop heeft de minister dit op grond van het dossier aan het risico op onderduiken ten grondslag kunnen leggen. De beroepsgrond faalt.

Conclusie en gevolgen

9. De minister heeft de aanvraag terecht buiten behandeling gesteld.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
7 Zoals in de door eiser aangehaalde uitspraak van 8 november 2023, ECLI:RBDHA:2023:16829.
8 Zoals in de door eiser aangehaalde uitspraak van 10 oktober 2022, NL22.17541.
9 Zoals in de door eiser aangehaalde uitspraak van 30 december 2021, NL21.19081.
10 Arrest van 17 oktober 2024, C-156/23 (Ararat), ECLI:EU:C:2024:892.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van drs. C.L.W. Slycke - van Dort, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
14 april 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.