Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser
(gemachtigde: mr. F.W. Verweij),
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de minister van Asiel en Migratie. De eiser had een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, die op 9 maart 2023 werd ingetrokken door de minister. De minister had de intrekking van de verblijfsvergunning gemotiveerd met het feit dat de eiser niet meer voldeed aan de voorwaarden voor verblijf als gezinslid bij zijn voormalige partner. De eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze intrekking en de rechtbank heeft het beroep op 10 maart 2025 behandeld. De rechtbank oordeelde dat de minister ambtshalve een nieuwe verblijfsvergunning had verleend op grond van artikel 8 van het EVRM, voor verblijf bij zijn zoon, maar dat de eiser geen procesbelang had bij de inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. De rechtbank concludeerde dat de intrekking van de verblijfsvergunning niet tot een nadelige situatie leidde, omdat de eiser een nieuwe verblijfsvergunning had gekregen. Daarom werd het beroep van de eiser niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de rechtbank niet verder inging op de inhoudelijke argumenten van de eiser. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 10 april 2025.